De honingbij '“ soorten, landrassen, cultuurrassen en bedrijfsrassen.
Het geslacht Apis (honingbijen) omvat wereldwijd 4 soorten. De soort die voor de mens het meest van belang is, is de Apis Mellifera (honingdraagster). Zij komt van nature voor in het Nabije Oosten, Europa en Afrika. De mens heeft deze soort later over de rest van de wereld verspreid (Australië, Nieuw Zeeland en Noord- en Zuid-Amerika).
De soort Apis Mellifera kent veel rassen. Deze rassen vertonen onderling belangrijke verschillen in lichaams- en gedragskenmerken Deze rassen kunnen we ook wel aanduiden met het begrip landrassen. Zij kwamen van huis uit in een bepaalde landstreek voor. Door de eeuwen heen heeft de mens mede invloed uitgeoefend op haar eigenschappen. De voornaamste landrassen zijn: de Caucasica (de Kaukasische bij), de Carnica (oftewel de '˜Carnioolse bij', Tsjechoslowakije/Joegoslavië), de Ligustica (de Italiaanse bij), de Mellifera (West- en Noord-Europa).
Van deze landrassen zijn de Carnica en de Ligustica wel het meest gecultiveerd. Door teeltkeus, stammen- en lijnenteelt binnen deze rassen zelf, zijn de huidige Carnica's en Ligustica's ontstaan. We kunnen deze dan ook met een gerust hart cultuurrassen noemen. De Mellifera is echter, op de Nigra na (een selectie binnen de A.M. Mellifera zelf), het minst gecultiveerd.
De cultuurrassen zijn echter beperkt in hun mogelijkheden en kennen hun grenzen en beperkingen. Ook kan men niet straffeloos doorgaan met het cultiveren van een bepaald ras. Worden grenzen overschreden dan treedt er spoedig verval op. Door haar raszuiverheid is de teelt naar gewenste eigenschappen uiteindelijk dus een doodlopende weg. Broeder Adam had dat al spoedig in de gaten en creëerde een 'nieuw ras' in de vorm van de Buckfastbij, een kruising van rassen. De nateelt hiervan is echter niet stabiel, maar de uitkomst van verschillende kruisingen. Veel eigenschappen zijn dan ook in de Buckfastbij latent aanwezig. Door selectie (teeltkeus) en combinatieteelt van lijnen tracht men de gewenste eigenschappen te optimaliseren en constant te laten vererven. De achterliggende gedachte is dat '“ indien deze eigenschappen erfelijk zijn '“ het mogelijk is rassen te kweken, die de gunstige eigenschappen in hogere mate bezitten dan hun voorouders. In feite is men dan toch weer bezig een '˜nieuw ras' te cultiveren met al haar ups en downs. Toch was hij op de goede weg, namelijk de weg naar een bedrijfsras uit kruisingen.
Om tot zo'n bedrijfsras te kunnen komen zijn gebruikskruisingen echter een betere en de aangewezen weg. In de praktijk betekent dit evenwel, dat
1. de resultaten tussen de verschillende kruisingsproducten sterk uiteen lopen.
2. binnen dezelfde kruising de resultaten verschillen vertonen naar gelang de herkomst van het gebruikte uitgangsmateriaal.
Van hieruit dient dus een onderzoek plaats te vinden naar de beste onderlinge kruisingsgeschiktheid. Door combinatieteelt binnen de afzonderlijke lijnen van het uitgangsmateriaal dient men te komen tot twee afzonderlijke groepen teeltdieren, waarvan bij kruising de gewenste eigenschappen elkaar versterken.
Bij deze twee groepen teeltdieren nu, die goed met elkaar combineren is het wenselijk:
1. deze combinatiemogelijkheid en -geschiktheid te behouden en
2. het goede resultaat van het kruisingsproduct op het zelfde peil te houden en zo mogelijk nog te verbeteren.
Het product van de bij de kruising betrokken teeltgroepen wordt daardoor reproduceerbaar, d.w.z. het zal van jaar tot jaar vrijwel eenzelfde gebruikswaarde hebben.
Ons land is echter te klein, het drachtgebied ontoereikend en de bijenteelt - economisch gezien - voor haar beoefenaren van ondergeschikt belang, om tot zo'n bedrijfsras te kunnen komen.
Piet van de Veluwe
De Apis Mellifera
-
- Berichten: 2128
- Lid geworden op: za 18 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
- Contacteer:
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 16 gasten