Koelreuter en de overervingsleer

Over het voedsel van bijen en hommels en hun rol bij de bestuiving in natuur en cultuur.

Moderator: maartenkleijne

Gebruikersavatar
Oude Essink
Erelid
Berichten: 3562
Lid geworden op: za 18 nov 2000, 00:00
Locatie: Nederland
Contacteer:

Koelreuter en de overervingsleer

Bericht door Oude Essink » do 27 jan 2011, 18:51


Joseph Koelreuter leverde de naam aan de Zeepboom (Koelreuteria paniculata).
Namen van planten wijzen dikwijls naar interessante hoofdstukken uit de geschiedenis van de plantkunde. De naam Koelreuteria, bekend van de schitterende en voor onze bijen o zo belangrijke plant die wij Zeepboom noemen, herinnert aan het begin van een discussie, die in het jaar 1760 in alle hevigheid is losgebarsten en voortduurt tot de huidige dag.
Linnaeus had in zijn boek “Systema naturae” de omvangrijke soortenrijkdom in de dieren- en plantenwereld in kaart gebracht als eerbetoon aan de Schepper; hij ging ervan uit, dat die schepping voltooid was en niet aan verandering onderhevig (geen aanwas van nieuwe soorten dus).
In die tijd werden vragen over de overerving steeds actueler. De mogelijkheden zijn simpel: 1. De gangbare opvatting was, dat het stuifmeel van de vaderplant de eigenschappen levert aan de toekomstige nakomeling; in die opvatting heeft de eicel slechts een voedende functie. 2. De eicel van de moederplant levert de eigenschappen; het stuifmeel van de vaderplant activeert alleen maar de moedercel. 3. Vader en moeder bepalen beide evenzeer hoe de nakomeling eruit ziet; dit was de leer van Aristoteles, maar die werd niet geloofd.
In de loop van zijn werk kwam Linnaeus weliswaar tot de bevinding, dat door hybridisatie nieuwe soorten konden ontstaan. In dat geval gaven zowel de vader- als de moederplant eigenschappen door aan de nakomeling en deze bleven als nieuwe combinatie behouden. Hij kon echter niets bewijzen en degelijk onderzoek ontbrak tot dan toe. In zijn werk hield hij vast aan de eenmaligheid van de Schepping.
In het jaar 1759 schreef de keizerlijke academie van wetenschappen in St.Petersburg een wedstrijd uit; de opdracht was onderzoek te doen naar de sexualiteit bij planten en deze op basis van experimenten te bewijzen of te weerleggen.
In 1760 werd de eerste prijs uitgereikt aan de toen 27 jarige Duitse plantkundige Joseph Gottlieb Koelreuter. Deze kruiste over en weer twee verwante soorten tabak, die grote verschillen vertoonden met name in de bloemeigenschappen. Hij had het experiment zo opgezet, dat het wel tot een onweerlegbare uitkomst moest leiden. Eventuele nakomelingen zouden ofwel alleen op de vader lijken ofwel alleen op de moeder ofwel op beide. Die nakomelingen kwamen er en het bleken bastaarden, die alle dezelfde nieuwe eigenschappen hadden, die het midden hielden tussen die van beide ouders.
Het bewijs was geleverd en in hetzelfde jaar schrapte Linnaeus in de 12e editie van zijn werk de woorden “nullae species novae” (er komen geen nieuwe soorten bij).
Het jaar daarop werd Koelreuter benoemd tot directeur van de botanische tuinen in Karlsruhe en werd hij professor aan de universiteit aldaar. Hij zette zijn werk voort met honderden kruisingen van vele andere plantensoorten, maar de weerstand ertegen was bij de tuinopzichters zo groot, dat hij beide functies moest opgeven. In een eigen tuin ging hij verder tot hij in 1806 in armoede stierf aan een longontsteking.
Koelreuter was de wegbereider voor Gregor Mendel, die pas een halve eeuw later zijn erfelijkheidswetten formuleerde. Hij was tevens de eerste die op het belang heeft gewezen van insecten en wind bij de kruisbestuiving van bloemen.
Naar hem werd onze Zeepboom Koelreuteria paniculata vernoemd. De strijd tussen creationisten en evolutionisten evenwel duurt tot in onze dagen in alle hevigheid voort.

Afbeelding

Plaats reactie

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 41 gasten