HET
LEVEN VAN DE BIJ
Als
we voor een bijenkast staan zien we alleen maar bijen op de
vliegplank en bijen die de kast verlaten
om zoveel mogelijk bloemen
te bezoeken en voedsel te verzamelen. Maar ook binnen in
de kast is het een drukte
van belang.
De werkbijen verrichten alle taken die nodig zijn om een bijenvolk
in stand te houden.
Ze hebben hierbij een bepaalde werkindeling,
die afhankelijk is van hun leeftijd. Tijdens de eerste drie weken
van hun korte leven houden ze zich hoofdzakelijk bezig met werkzaamheden
in de bijenwoning.
Daarna
gaan zij voedsel verzamelen in de vrije
natuur.
De eerste uren van
haar leven besteedt
de werkbij
aan het uitrusten van het inspannende
karwei om zichzelf uit de afgesloten
cel te bevrijden. Zij is
dan nog
sterk
behaard en licht van kleur. Hierna begint ze met het
schoonmaken van de cellen: het poetsen.
De koningin legt alleen
maar eitjes in gepoetste cellen. Het voedsel wordt alleen maar
in
cellen opgeslagen
als ze schoon zijn. Een dag later begint zij met
het verzorgen van eitjes en larven: het broed.
Eerst zorgt zij voor het warm houden van het broed, daarna mag
zij de oudere larven voeren.
Na ongeveer een week kan ze het
voedsel maken waarmee de jongste larven en de koninginnelarven
worden gevoerd. Rond de tiende dag mag ze nectar en stuifmeel
in ontvangst nemen van de haalbijen
en dit op bergen in de lege
cellen.
Na ongeveer zeventien dagen beginn en de wasklieren te werken,
zodat ze kan meehelpen met het bouwen van de raat. Ze is nu
bouwbij. Uit haar achterlijf zweet ze kleine
wasplaatjes. Met haar
sterke kaken kauwt ze de was net zolang totdat deze geschikt is
voor het
maken van de raten.
Hierna wordt ze wachtbij. Ze houdt de wacht bij de ingang van het
nest
en verdedigt haar
volk tegen indringers. De
periode van huisbij is nu
voorbij.
Vanaf de twintigste dag
gaat ze over op het buitenwerk.
Ze is haal- of
vliegbij. Ze vliegt er elke
dag op uit
op zoek naar
nectar en stuifmeel, maar ook water en propolis. Voordat ze op
pad gaat, moet ze de omgeving
leren kennen. Al vanaf haar vijfde
dag begint ze zich in te vliegen. Ze vliegt in steeds grotere cirkels
rond de kast om de omgeving te verkennen.
Wanneer het regent of te koud is, vliegen de bijen niet uit.
Ze
kunnen dan ook geen voedsel verzamelen. Als de koude of regenachtige
periode te lang duurt,
moet de imker zorgen dat er toch
voldoende voedsel is door een suikeroplossing te voeren.
Na drie weken ploeteren zijn de vleugels van de werkbij gerafeld
en versleten.
Zij sterft een eenzame dood ergens in de natuur.
Winterbijen, dat zijn bijen die in het najaar geboren worden en samen
met de koningin overwinteren,
leven wel een paar maanden. Zij zorgen in de winter dat de warmte in
het nest bewaard blijft
door met hun vleugels te bewegen, en vormen een bal, de wintertros, om
de koningin. Zo blijft het
in het midden van de tros
op de juiste temperatuur. De bijen wisselen elkaar daarbij af: de buitenste
gaan
naar binnen en omgekeerd. De tros beweegt in het nest langzaam over het
voer zodat de
bijen niet verhongeren.
In het voorjaar halen de winterbijen het eerste stuifmeel voor
het nieuwe broed.
DE
KONINGIN OF MOER
De
bijenkoningin legt alleen maar eitjes. Midden in de zomer kan ze
wel drie weken achtereen 1600 of meer
eitjes per dag leggen. Het
is dan ook beter haar de moeder van de bijen te noemen.
De
imkers noemen haar de moer.
De koningin legt twee
soorten eitjes, namelijk
bevruchte en onbevruchte.
Uit de onbevruchte
eitjes komen darren. De
bevruchte eitjes leveren
larven die grotendeels tot
werksters opgroeien.
Als een koningin eitjes
gaat leggen, wordt eerst
de cel gecontroleerd op
grootte en schoonheid.
Daarna stopt ze haar achterlijf in de cel en zet een langwerpig
eitje af op de bodem van de cel.
Soms worden een aantal bevruchte eitjes apart verzorgd. Daar
worden langwerpige cellen voor gebouwd.
Dat zijn de koninginnencellen of moerdoppen. De larven die uit deze
eitjes komen
worden overdadig gevoerd met
speciaal voedsel. De imker
noemt dat koninginnengelei.
Uiteindelijk groeien zij op tot
nieuwe koninginnen.
Een koningin, die eitjes legt,
wordt met de grootste zorg
omringd. Om de koningin
vormt zich een soort ring van
ongeveer twaalf werkbijen, die
we haar hofstaat noemen. De
werksters in de hofstaat likken
haar, wassen haar
en voeden
haar met voedersap.
De koningin maakt in haar
lichaam een speciale geurstof, koninginnenstof genoemd.
Deze
koninginnestof wordt door de werkbijen opgelikt en aan elkaar
doorgegeven. Deze stof is noodzakelijk
voor het juiste gedrag
van de bijen en de goede samenwerking van een volk. Aan de
geur herkennen bijen
de andere bijen van hun eigen volk.
Een koningin kan wel 5 jaar oud worden.
DARREN
De dikkerds zijn darren. Dat zijn de
mannetjesbijen. De ogen van de dar zijn
zo groot dat ze elkaar boven op de kop
raken. Ze hebben een gemakkelijk
leventje. Ze hebben weinig taken en
worden gevoed door de werksters. In de
zomer vliegen ze rond op verzamelplaatsen of wandelen over de
raten heen en weer. Als ze op de raten zitten
of lopen, doen ze
goed werk. Op die manier helpen ze mee om het bijenbroed
op temperatuur te houden.
Als er een onbevruchte koningin
in de buurt van de darrenverzamelplaats komt, dan proberen ze met de
koningin
te
paren. Verder doen ze niet
veel.
In het najaar worden de darren uit het nest gegooid, en mogen ze niet
meer binnen.
De darren verhongeren dan en sterven.
|