Ontdekking van de staatkunde der natuur (Anoniem, 1764)

historische aspecten van- en filosoferen over bijen en bijenteelt.
Gebruikersavatar
Bart de Coo
Moderator
Berichten: 2977
Lid geworden op: wo 14 jan 2004, 20:34
Imker sinds: 2003
Aantal volken: 15
Bijenras(sen): Bastaard
Locatie: Dieren (Gld)
Contacteer:

Ontdekking van de staatkunde der natuur (Anoniem, 1764)

Bericht door Bart de Coo » ma 15 okt 2012, 00:23

De ontdekking van de staatkunde der natuur of beschryving van het wonderbaar gemeenebest der honing-byen, en zyde-wurmen is een zeer luchtig en amusant, maar ook een wat langdradig en wijdlopig geschreven werk dat eigenlijk helemaal niet gaat over honingbijen of zijdewurmen, maar over het ware geloof. Toch is het net als Chomel (1743) een werk dat ik te aardig vind om voor mezelf te houden. Het boek is geschreven in de vorm van een gesprek tussen de fictieve personages Waarmond en Natuur-Onderzoeker enerzijds en mejuffrouw Leer-Graag anderzijds. Je begrijpt dat de eerste twee de laatste op het rechte pad willen brengen en houden.

http://books.google.nl/books?id=zpRbAAA ... &q&f=false

De passages in De Staatkunde over de bijenteelt zijn praktisch overgeschreven uit Van de Byen van Clutius/Cluyt (1597), waarvan in de zeventiende en achttiende eeuw vele herdrukken verschenen. Het is geschreven met een heel andere intentie dan Van de Byen. Het gaat hier vooral om een moraliserend werk. Het werk begint met een opdracht in dichtvorm aan het ‘Jufferschap’. Dan volgt er een door Waarmond ondertekende ‘Voorreden’ waarin de mensen in het bijzonder en de jongelingen in het algemeen gewaarschuwd worden voor het gif van de ‘ongodisterij’ of het ‘deïsme’, dat alleen datgene voor waar houdt wat bewezen is en dat ‘de ganse lichamelijke natuur’ als een synoniem wenst te beschouwen voor God, waarmee de ware God wordt verloochend, het verschil tussen goed en kwaad niet meer bestaat en de Schrift met voeten wordt getreden.

Ieder schepzel bezit een mond die ons aanspreekt, om ons iets byzonders te leeren. Hun vast oogwit en uiteinde, toond ons aan, wat het voornemen des Scheppers in het voortbrengen der schepzelen is geweest.

Het gaat in de natuurkunde niet om het schepsel als zodanig, maar om de Schepper tot wie de gedachten ‘opgeleid’ worden bij het zien van zo veel schoonheid. Voor wie dat eenmaal inziet, is de natuur een

schouwtoneel van Gods almacht, wijsheid en goedheid en zal alle de andere schyn-vermaken, waar na de driftige Jeugd haakt, daar voor verlaten, die een verdrietige ledigheid in het gemoed doet ontstaan (…) Zie daar, veel-geachte Lezer, het waare oogwit van dit Werk.

Waarmond is degeen die het gesprek in goede banen leidt. Natuur-Onderzoeker is uiteraard de deskundige. Als hij aan het woord is over de bijen, dan lees je telkens letterlijk Cluyt. Mejuffrouw Leer-Graag ontvangt geregeld complimentjes voor haar schranderheid. Ze blijkt nota bene Plinius en Vergilius gelezen te hebben. We bevinden ons in een heerlijk elitair, bepruikt en bepoederd gezelschap, want Waarmond spreekt geregeld over 'mijn boer' die imkert volgens zijn instructies. Het gaat hier om personages die zeer typisch zijn voor de Verlichting. Dit werk ademt duidelijk de geest van die tijd. Het gaat Waarmond erom dat mensen niet blindelings geloven of gehoorzamen, maar dat zij zichzelf van de waarheid vergewissen.

Als je er niet over piekert om het te lezen, wat ik me heel goed kan voorstellen, kijk dan tenminste even naar het 'frontispice', de fraaie prent voorin het boek.

Groet,

Bart

Plaats reactie

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 25 gasten