Wat een boeiende lijvige publicatie. Maar goed dat de avonden lang zijn
en de laptop bestaat en de TV uitgezet kan worden..
Er is al na enkele bladzijden bij mij een vraag gerezen tijdens het lezen van :
Titel :3.1 Elementen ter verduidelijking.
Titel : 3.1.1 De verschillende natuurlijke en synthetische wassoorten.
Op het land levende insecten hebben een exoskelet.{ofwel geraamte aan de buitenkant
dat wij meestal "harnas" of "chitinepantser" noemen.} Het dient voor de aanhechting
van spiertjes en tevens om uitdroging tegen te gaan.
{Onder het harnas zitten kliercellen die óók was produceren, maar wel van een
andere samenstelling is dan de was uit de 4 paar waskliertjes van het achterlijf.
Via poriën in het (hele ?)harnas komt die 'andere was' op het harnas terecht als
een "cuticulair waslaagje". Dat laagje heeft dezelfde functie als het witte waslaagje
op pruimen en druiven. enz.
Onderzoeker Hepburn 1991 noemt niet de honingbijen.}
Mijn vraag is : Produceren honingbijen óók "cuticulaire was"?
{De cuticula van 'was' ontbreekt bij waterinsecten en andere geleedpotige dieren
die in een vochtig milieu leven zoals duizenpoten en pissebedden enz.}
M'n stelling is :
Indien honingbijen GEEN oenocyten ofwel waskliercellen onder
het harnas hebben en dus geen waslaagje over hun harnas en haren hebben,
moeten zij gerekend worden tot die geleedpotige dieren,
die een VOCHTIG MILIEU nodig hebben, dus een HOGE LUCHTVOCHTIGHEID in de kolonie
verlangen en buiten de kast zichzelf bevochtigen bij droog weer of een vochtig milieu
opzoeken of er maar kort verblijven. Zj.
P.S. Misschien onnodig om te zeggen dat ik in de stelling NIET de 4 paar waskliertjes
bedoel die de 3 millimeter lange en 0,1 mm dikke wasplaatjes maken.
Wat tussen haken staat is tekst die ik bewerkt heb.
Het is dus geen letterlijke weergave van de Belgische verdienstelijke publicatie.