Dylan Elen schreef: opvliegerigheid en zwermneiging [...] zijn beide eigenschappen die volgens mij van primordiaal belang zijn in het overleven van bijenvolken in het wild (ongeacht het ras).
De oorspronkelijke ligustica houdt zich daar alleen maar weinig aan: extreem zwermtraag, extreem zachtaardig en extreem raatvast.
ndj schreef:Ik ga dode bijen sparen. Meetgereedschap genoeg. Ik kan later, als het überhaupt interessant is het nog eens laten doen.
Ik heb begrepen dat je voor een goede meting levende bijen moet invriezen.
ndj schreef:Ik zou bijna vermoeden, dat de melifera darren meer bij elkaar zijn. Of op een ander tijdstip vliegen.
Ludo de Clercq (die al z'n zwarte volken is kwijtgeraakt door vandalisme vorig jaar...) heeft een soortgelijke theorie:
De zwarte bij en rasbestendigheid
Ik imker, zoals gezegd, sinds dertig jaar met de zwarte bij op dezelfde plek, te midden van een aantal carnica- en buckfastimkers. Om nog maar te zwijgen van de tientallen bijenkasten die in de loop van het drachtseizoen in mijn buurt worden gezet.
Toen ik begon, zat er een beetje Italiaans bloed in mijn bijen. De verbastering gebeurde toen ligustica, in de jaren vijftig van de vorige eeuw, werd ingevoerd omdat de ‘Italianen’ zachtaardiger en vooral productiever waren.
Dat beetje ligustica is trouwens nog altijd aanwezig. Toch blijft de cubitaalindex stabiel: voor 90% beneden 2.0 en voor 100% beneden 2.1. De hantalindex en discoïdaalverschuiving (1) wijzen wel op 60% mengvormen. Dat kan deels te wijten zijn aan de mellifera ligustica heterosis (2) en waarschijnlijk ook voor een deel door enige buckfastsinmenging. Het gedrag van de bijen wordt er echter niet heterogeen door. Steeklust heb ik nooit ervaren. Ik krijg gemiddeld minder dan één steek per volk per jaar. Uit voorgaande meen ik te mogen afleiden dat de zwarte bij op een ander uur van de dag paart dan de andere rassen. Anders kan ik niet uitleggen dat mijn bijen na dertig jaar nog zo raszuiver zijn gebleven.