KONINGINNENTEELT EN SELECTIE.

Over bijenrassen en over alle aspecten van koninginnenteelt.
Gebruikersavatar
Hans van der Post.
Moderator
Berichten: 8254
Lid geworden op: di 21 nov 2000, 00:00
Imker sinds: 1962
Aantal volken: 14
Bijenras(sen): F1 carnica VSH
Locatie: Oegstgeest
Contacteer:

KONINGINNENTEELT EN SELECTIE.

Bericht door Hans van der Post. » di 26 feb 2002, 20:25

[center]KONINGINNENTEELT EN SELECTIE. [/b]

[/center]

Afbeelding
Het is voor veel imkers niet zo belangrijk wat voor een koningin in het bijenvolk zit, als ze maar eitjes legt en het volk rustig is en honing verzamelt. Gemiddeld heeft een imker drie volken. Daarvan is er altijd wel een die het wat beter doet, meer bijen heeft, meer stuifmeel haalt en ook nog een voorraad voedsel in de vorm van honing opslaat. Maar er is meer te zien; propolis halen, bouwen van werksters of darrenraat, rust, steeklust, het vroeg zwermen, enz. Al deze uitingen van het volk worden door "de moer gestuurd".

De feromonen zijn de sturende factoren voor al deze eigenschappen van het bijenvolk. Deze feromonen worden door de moer afgegeven, gewild of ongewild. Deze stoffen bepalen het doen en laten van de bijen. Vaak is dit niet zonder meer te merken. Door observatie en opschrijven is er achter te komen, dat het de moer is die bepaalt hoe het bijenvolk zich gedraagt.

Koninginneteelt is een goede test om dit bepalen welke eigenschappen de moer heeft. Door uit te gaan van een "raszuivere" moer waarvan geteeld wordt en door de kastjes te vullen met bijen van een volk wat ook zo gelijkmatig mogelijk is. Na drie dagen is een aantal eigenschappen van de nog jonge niet bevruchte moer te zien. Om deze eigenschappen makkelijker te herkennen is het nodig minimaal dertig kastjes op te zetten. De stoffering van de kastjes moet gelijk zijn om de "proef" te doen slagen, d.w.z. allemaal evenveel suiker, kunstraat en bijen. Dit laatste is goed te doen door bijen nat te spuiten met een lichte suiker oplossing - een op vier - de ramen met bijen af te slaan in een emmer en dan twee plastic koffie bekers bijen in het kirchhainer kunststof kastje te gieten. Zo heeft men een goed gemiddelde om de moeren en bijen te bestuderen.

Het is wel zaak de kastjes te verplaatsen naar een plek waar ze minstens een km. van de bijenstand, anders vliegen de oudere bijen terug. Dit houdt in, dat de kastjes op de nieuwe plaats open zijn, zodat de bijen uitvliegen om voedsel kunnen halen en water voor het oplossen van de droge suiker. Bij voorkeur gaan er doppen in de kastjes, die binnen vierentwintig uur uitlopen. Dit is precies bekend, omdat er gebruik gemaakt wordt van het Jenterraam, wat een geweldige uitvinding is.

De kastje bijvoorkeur tegen de avond verplaatsen en open doen. Ook moet de afstand van de kastjes onderling zodanig zijn dat ze elkaar niet direct zien en/of ruiken. Het is anders niet denkbeeldig dat verschillende kastjes samenvliegen!

Terug naar de kirchhainer kastjes, waar de moeren zijn uitgelopen. Dit is te horen omdat ze tuten, en ook te zien omdat er stuifmeel binnen komt. Op de derde dag na de vlucht, b.v. na 18.00uur, worden de kastjes nagekeken op:
A:- speeldoppen en darrencellen
B:- rust van de bijen
C:- halen van stuifmeel en bouwen van raat
D:- kleur, rust en grootte van de moer

Al deze gegevens worden aangetekend; de kastjes hebben een nummer.

DE SELECTIE VOOR DE BRUIDSVLUCHT
A - Het bouwen van speeldoppen en darrencellen duidt aan dat de moer niet goed is. Soms komen deze moeren wel aan de leg, maar worden vaak na een halfjaar vervangen of worden ingebald bij het invoeren in een groot volk

.- B - Het zeer onrustig zijn - stertselen - is een gevolg van het niet goed functioneren van de moer, d.w.z. er wordt geen of onvoldoende "koninginnestoffen" afgegeven. Laat men deze moeren toch in de kastjes dan zijn ze of na drie weken weg of niet bevrucht of darrenbroedig. Het onrustig zijn van de bijen, het rennen over de raten en het klonteren in de kastje is weliswaar geen bezwaar voor een goed volk, maar deze eigenschappen zijn later ook in een groot volk aanwezig en geven problemen bij het nakijken. Is er een volkje bij dat zijn moer inbald, dan is deze moer niet goed en moet verwijderd worden.

C - Volkjes die veel stuifmeel halen, en goed bouwen d.w.z twee tot drie raatjes voor een gedeelte hebben uitgebouwd, worden als zeer positief gezien, dit zijn later de beste hoofdvolken. Van bijvoorbeeld 30 kastjes zijn er gemiddeld vijf tot zeven die deze aantekening krijgen

D - Valt de lichte kleur van de moer, stuifmeel halen, goed bouwen samen, dan is dit - mits ze van de bruidsvlucht terugkeert - een "zeer goede" moer.
Het bouwen van speeldoppen, darrencellen, zeer onrustig zijn van de bijen, het rennen van de moer over de raten, is negatief; deze moeren worden uit de kastjes verwijderd. Verder is er een grote middenmoot die het predikaat goed als aantekening krijgt. Het is uit ervaring, dat de goede moeren gemakkelijker in grotere volken in te voeren zijn dan "matige" moeren. Voor het invoeren zie elders.

Na het nakijken van de kastjes zal er een stukje moerrooster voor het vlieggat geklemd moeten worden, om een ongewenste bruidsvlucht tegen te gaan. De kastjes worden minimaal vijf dagen na de geboorte van de moer naar een land-bevruchtingsstation gebracht, waar goede resultaten te krijgen zijn.

Die vijf dagen zijn belangrijk; het zijn dan in die tijd "volkjes" geworden, d.w.z. de taakverdeling in die kleine volkjes is dan tot stand gekomen.
Wanneer de volkjes op de standplaats blijven staan, dan moet er uiteraard geen moerrooster voor het vlieggat geklemd worden!

Afhankelijk van het weer kunnen de kastjes na veertien dagen weer opgehaald worden. De moeren zijn dan ongeveer negentien dagen oud en zijn dan nog maar ca. drie dagen vruchtbaar. Als ze een dag ingevlogen zijn - ze moeten op dezelfde plaats komen staan als de eerste vijf dagen - worden ze nagekeken en er wordt genoteerd, wat de bevindingen zijn.

DE SELECTIE NA DE BRUIDSVLUCHT

Wat is er te zien:

- gesloten broed en voedsel, volkje rustig, haalt stuifmeel, een voorbeeld van harmonie.

- alleen open broed en voedsel, volkje rustig, haalt stuifmeel ( dit is ook goed) over een week kijken of het werkstersbroed is.

- gesloten werksterbroed, alles rustig maar er zijn speeldop(pen) aanwezig. Deze moer moet gewantrouwd worden. De feromonen, die deze moer afgeeft, is niet volledig. Later in het hoofdvolk zal deze moer door de bijen vervangen worden.(stille moerwisseling)

- een volkje, wat enkele darrencellen heeft gebouwd en belegd, (waar broed in zit) doet niet meer mee. Ook hier is de moer niet goed.

- een volkje waar gesloten werksterbroed aanwezig is, maar waar ook wat bultbroed tussen zit, heeft een twijfelachtige moer. Zij dient verwijderd te worden.

- geen broed, volkje onrustig, de (mooie) moer loopt in het kastje. Als nu het kastje wat langer open blijft, wordt de moer ingebald of ze gaat op de vleugels.
Deze moer is niet goed en komt nooit goed aan de leg. Het is beter om haar te verwijderen.

Als er op deze manier geselecteerd is, houdt men van 30 kastjes tussen de 16 á18 goede moeren over, die zeker drie tot vier jaar goede productievolken in stand kunnen houden.
In hoofdvolken is deze strenge selectie haast niet te doen, de volken zijn niet gelijk van opbouw en grootte en de raten zijn niet gelijk d.w.z. er zitten nog speeldoppen en/of darrencellen op. De voedsel voorraad is van de volken ongelijk.

Nadat de eerste jonge bijen in de kastjes uitlopen, kan men drie dingen doen:

1 - De volkjes groot laten groeien tot wintervolken. Dit is heel goed mogelijk. Als men Kirchhainerkastjes heeft gebruikt, dan worden de raatjes daarvan in een broedkamerraam aan de toplat vastgemaakt, waar voor de helft kunstraat in gedaan is. (bij een verticaal bedraad raam)
Zo gaat het broed niet verloren. Uiteraard is het verstandig om er ook een raam met voer en stuifmeel bij te hangen, en te voeren. !
Op deze manier zal dit volkje tot een volwaardig wintervolk op zes ramen uitgroeien.

2- Het volkje te verenigen met een hoofdvolk. Dit is mogelijk met de krantenmethode. Op het hoofdvolk komt een krant (enkel) en daarop komt omgekeerd het kirchhainer- kastje te staan. Deze methode gaat alleen als het ontvangende volk een leggende moer heeft en er broed in alle stadia aanwezig is. Het volk daarna minstens zes dagen met rust laten! De moer van het ontvangende volk verwijdert

3- Ook is het mogelijk om de nieuwe moer met een moerhuisje met suikerdeeg in te voeren in een hoofdvolk. Dit gaat ook het beste als er in het ontvangende volk broed in alle stadia aanwezig is, vooral als er dracht binnenkomt. (eventueel voeren)
Deze voorwaarden gelden in z'n algemeenheid voor alle in te voeren moeren op welke manier dan ook. Ook hier is het zaak om het volk minstens zes dagen met rust te laten. Hoe moeilijk het ook is!!

HET INVOEREN

Het invoeren van een koningin is een aparte operatie, die vaak goed verloopt, mits er aan een paar voorwaarden wordt voldaan. Vanzelfsprekend moet de moer, die vervangen wordt, uit de kast gehaald worden. Binnen twee uur en niet langer wordt de nieuwe moer in het moerhuisje met suikerdeeg tussen de raten geklemd. Bij voorkeur tussen twee raten waar open voer en broed aanwezig is. Het is mogelijk vooraf even te kijken of de vereniging zonder moeilijkheden plaats zal vinden. Door het moerhuisje met moer OP de raten te leggen en een paar minuten te kijken wat er gebeurt.

Wat is er dan te zien?

Als het goed gaat lopen de bijen stertstelend naar het moerhuisje toe en willen met z'n allen de nieuwe moer voeren.
Als het niet goed gaat zullen wel bijen naar het moerhuisje lopen, maar ze proberen de moer in te ballen en er is een sissend geluid te horen. Dit volk is nog niet in de stemming om een nieuwe moer te ontvangen of de nieuwe moer past niet bij het volk.
Het is dan te proberen of een ander nieuwe moer wel bij dit volk past. Gaat dit ook niet, dan zal de hele operatie nog een paar uur uitgesteld moeten worden.
Als na een paar uur dit nog niet gaat, dan zal de eigen moer van het volk weer terug moeten. Ook de eigen moer zal met behulp van het moerhuisje en suikerdeeg in gevoerd moeten worden !!!

Het is dan verstandig om dan punt 1 te volgen en de moer met haar volk in het voorjaar te verenigen met het "moeilijke" volk. Volken en/of moeren van verschillende afstamming b.v. Hollands, (mellifica), ligustica, carnica, Buckfast, zijn niet zonder meer met elkaar te verenigen. Het volk, waarvan de moer aangehouden wordt, moet in de meerderheid zijn, de broednesten mogen niet uit elkaar gehaald worden, maar komen recht boven elkaar.
Het volk, waarvan de moer mag blijven, komt boven op het moerloos gemaakte volk, te staan. Het verenigen met behulp van een krant geeft de meeste zekerheid, dat de geselecteerde moer het overleeft.

Als men nu de moeite zou nemen samen in de afdelingen het bijenbestand wat productiever rustiger enz. te maken, dan is het misschien op deze geschetste wijze te doen.
Met welke soort honingbijen dan ook!!

Hans.

Plaats reactie

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Bing [Bot] en 52 gasten