Achtereenvolgend behandelde Jeroen de volgende onderwerpen
Oorzaken Varroaresistentie en teelt op Varroaresistentie
Oorzaken wintersterfte en selectie tegen wintersterfte
Toekomstige aandachtspunten van de DDB.
Inmiddels zijn er contacten opgebouwd met Celle, Kirchhain, Naturlandimkers Oberpfalzer Wald, Leisentiger FUAL/Zuchtproject
Na een uiteenzetting over een proefopzet die loopt van het observeren van bijenvolken en het doen van een bijzondere waarneming, en het opzetten van een verkennend klein onderzoekje, waarin een eerste vermoeden wordt getest tot een groter onderzoek, waarin een vermoeden echt wordt getest. Het vermoeden betreft de werking van een eigenschap van een bijenvolk wat in hoge mate varroaresistent is geworden. Het is bekend dat de eerste uit Amerika geïmporteerde Primorsky's, F1 waren die wat eigenschappen betreft een kruising bleken tussen de Macedonische Carnica en de Ligustica. De tweede serie Primorsky's kwamen via Kirchhain en bezaten wel de kenmerkende eigenschap dat er naar verhouding minder mijten in het broed en meer op de bijen zitten in vergelijking tot de mellifera-mellifera, waardoor ongeveer de helft van de mijten in de mijtenpopulatie met een factor kleiner dan 1 vermeerderd dus minder sterk groeit. Er zijn Primorskyvolken die sterk broed trekken wat resulteert in hagelschot. De open cellen ontstaan 4 dagen na sluiten van de cel, terwijl genetisch hagelschot 1 dag na het uitkomen van het eitje optreedt. Mijten blijken in Carnica volken gemiddeld aantal nakomelingen te krijgen van 2,4 per ingestapte mijt en Primorsky's van 1,2 . Deze faktor is te hoog.
Uit waarnemingen van de afgelopen periode bij de DDB is komen vast te staan dat de Primorsky's meer mijten beschadigen, meer broed trekken, er in verhouding meer mijten op de bijen zitten dan in het broed, sneller broedopruimen in de pintest dan Carnica's en minder last hebben van Nosema. Dit jaar wil men ook gaan bekijken of de volken de eigenschap vertonen dat de voortplanting van mijten wordt onderdrukt, doordat eitjes van mijten niet uitkomen, mijten verstrikt raken in het cocon van de pop, sterft naast een levende pop, of geen eitjes legt. In onderzoek van Spivak en Harbo wordt op deze effekten gewezen. Resultaten van dit onderzoek zijn aanleiding om nauwkeuriger te gaan kijken naar de vermenigvuldiging van de mijtenpopulatie. In de afgelopen winter zijn bakjes gebouwd om onder broedramen de vallende mijten te kunnen tellen. De besmetting en gedrag van mijten in doorkijkraampjes te bekijken. De aanbouw van twee grote broedmachines is gestart, om hele broedkamers te kunnen uitgebroeden en de varroa besmetting te meten.
Tenslotte trad op de bijenstand van Jeroen in Bellingwolde dit voorjaar grote bijensterfte op. Opvallend was dat Primorsky's van een bepaalde lijn als enige overleefden.
Inmiddels heeft Jeroen een computerprogramma ontwikkeld op basis van een database om de meetresultaten vast te leggen en te gebruiken als invoer voor een model om de onwikkeling van de varoapopulatie in een volk te simuleren om volken op dit punt te kunnen vergelijken.
Het bepalen van de omvang van het broednest door middel van schatten van het gesloten broed wil DDB gaan vervangen door na te gaan of deze omvang niet is te relateren aan het aantal vliegbewegingen van een volk. Deze vliegbewegingen wil men automatisch registeren met een bijensluis gekoppeld aan een computer. Zeker wanneer er meer volken getest moeten gaan worden geeft het automatiseren van het schatten van de omvang van het broednest een efficentie voordeel.
Dit jaar wil DDB starten met een 2 jaar durende overlevingstest met 100 volken en zoekt daarvoor 10 imkers die elk 10 volken volgens een vast protocol mee helpen controleren.