Even een (misschien wat late) reactie van mijn kant. Josilito schreef:
Helemaal mee eens Josilito. Ik heb nog even teruggezocht in jullie maandblad en kom dan uit bij nummer 8 van 2015. Daarin staat een artikel geschreven door dhr. Schotanus en dit artikel beschrijft het statistisch onderzoek dat is gedaan door ene meneer Stephen Martin. Het artikel heeft de toepasselijke titel: Voorkeur of toeval. Martin onderzocht de 'voorkeur' van de mijt statistisch en zette drie factoren op een rijKroese, misschien af en toe eens een artikel lezen
1. Tijdstip: Zoals al aangegeven door Ben stapt de mijt al vanaf 45 uur voor het sluiten van de cel in bij een darrenlarve en slechts vanaf 18 uur bij een werksterlarve. Op basis hiervan is de kans dat een mijt in een darrencel stapt 2,5 keer groter
2. Grootte van de cel: De darren cel is groter dan de werkstercel. Ook dit vergroot de kans dat de mijt in een darrencel stapt. De oppervlakte van darrencellen verhoudt zich tot de oppervlakte van werkstercellen als 1.56
3. Gewicht: Darrenlarven zijn veel zwaarder dan werksterlarven. Dit betekent dat de darrenlarven vaker gevoerd moeten worden en dus vaker bezocht worden door voedsterbijen. De voedsterbijen fungeren als transporteurs van de mijten dus de kans dat een voedsterbij vaker een darrenlarve bezoekt dan een werksterlarve is berekend op 2,47
Als je deze drie kansen nu met elkaar vermenigvuldigd, kom je erop uit dat er een ongeveer 10 keer (9,6) zo'n grote kans is dat een mijt in een darrencel stapt dan in een werkstercel. Uit waarnemingen in volken blijkt dat de mijt een voorkeursfactor heeft die ligt tussen 6 en 12. De conclusie van het onderzoek is dus: We kunnen vergeten dat de mijt 'op zoek gaat' of een voorkeur heeft voor darrenbroed.
Vandaar misschien ook dat de zoektocht naar nieuwe varroabestrijdingsmiddelen op basis van feromonen nog niets heeft opgeleverd.