Vergilius: De Bijen
Geplaatst: vr 24 nov 2000, 19:08
Vergilius: De Bijen
De Boekerweek in 2000 staat(stond) in het teken der Klassieken.
Ik vond een vertaling op NOS Teletekst van het boek 'Georgia', een lofzang
op het landelijke leven, geschreven door Vergilius.
Ida Gerhardt vertaalde het onder de titel: 'Het Boerenbedrijf'.
Deze dichteres kreeg op het Erasmus-gymnasium te Rotterdam les in de
klassieke talen van J.H.Leopold.
In Leiden studeerde ze klassieke talen en werd lerares Latijn en Grieks aan
het gemeentelijk lyceum te Kampen.
Frans v.T.
***
VERGILIUS: DE BIJEN
Over de honing,gave van des hemels
dauwen,
een nieuw lied.
- Schenk,Maecenas,ook
dit werk uw aandacht.
Hier ligt te kijk een kleine wereld en
haar wonderen:
aanvoerders onversaagd,een ganse staat,
- zijn volken,
zijn levenswijze,driften en strijd wil
ik ontvouwen.
Klein is het arbeidsveld,niet klein
zijn roem,als gunstig
de goden willen zijn,Apollo hoort mijn
vragen.
Begin met voor de bijenstand een plek
te zoeken
buiten de wind (beladen komen zij waar
wind staat
de korf niet in) en waar geen schaap,
geen bokje stoeiend
trapt op de bloemen,of een koe die
loopt te grazen
de dauw afschudt en poten op het jonge
gras zet.
Geen schubbig hagedisje,scherp
getekend,hoort bij
de voorraadplaats;geen vogels ook,de
bijenwolf of
de zwaluw,'t keeltje bloedbevlekt door
Procne's wandaad,
- want dat zijn grote rovers,die liefst
ook het bijtje
snappen in hun vlucht:goed voer voor
hun vraatzuchtig broedsel.
Een klare bron,een meertje in zijn
groene mosrand,
dat graag, - een smalle,vlugge beek
door 't gras,en schaduw
van palm of zware oleaster bij de
vliegplank.
Als dan de zwerm,voor 't eerst,de
nieuwe koning volgend,
zijn lente houdt en 't jongvolk,uit de
raat gelaten,
speelt,roept dichtbij weldadige koelte
van het water,
en 't gastvrij bladerdak geeft onderweg
een rustpunt.
Leg midden in 't water,of het stromend
is of stilstaand,
wat wilgen overdwars en een paar grote
stenen,
dan kunnen ze in de zon hun vleugels
zitten drogen
op al die bruggetjes,wanneer soms bij
het rusten
een windvlaag hen natspatte of in de
beek deed tuimelen.
Ook bloeide er groen vijfvingerkruid en
tijm,sterk-reukig
daar in de beurt,voorts aromatisch
bonetoekruid
volop en,van de springbron fris,een
plek viooltjes.
De woning zelf,hetzij gevoegd uit repen
boomschors,
hetzij een korf,die ge uit buigzaam
rijshout saamvlecht,
moet nauw van ingang zijn;want honing
stremt bij vrieskou,
terwijl ze omgekeerd bij hitte smelt en
uitloopt.
Twee even kwade dingen voor de bijen:'t
is niet
om niet dat ze in hun huis de fijnste
spleetjes ijverig
met was bestrijken,en met maagdenwas
uit bloemen
de naden dichten, - kleefstof tot dit
doel vergaard en
bewaard - taaier dan mare en pek van
van<
De Boekerweek in 2000 staat(stond) in het teken der Klassieken.
Ik vond een vertaling op NOS Teletekst van het boek 'Georgia', een lofzang
op het landelijke leven, geschreven door Vergilius.
Ida Gerhardt vertaalde het onder de titel: 'Het Boerenbedrijf'.
Deze dichteres kreeg op het Erasmus-gymnasium te Rotterdam les in de
klassieke talen van J.H.Leopold.
In Leiden studeerde ze klassieke talen en werd lerares Latijn en Grieks aan
het gemeentelijk lyceum te Kampen.
Frans v.T.
***
VERGILIUS: DE BIJEN
Over de honing,gave van des hemels
dauwen,
een nieuw lied.
- Schenk,Maecenas,ook
dit werk uw aandacht.
Hier ligt te kijk een kleine wereld en
haar wonderen:
aanvoerders onversaagd,een ganse staat,
- zijn volken,
zijn levenswijze,driften en strijd wil
ik ontvouwen.
Klein is het arbeidsveld,niet klein
zijn roem,als gunstig
de goden willen zijn,Apollo hoort mijn
vragen.
Begin met voor de bijenstand een plek
te zoeken
buiten de wind (beladen komen zij waar
wind staat
de korf niet in) en waar geen schaap,
geen bokje stoeiend
trapt op de bloemen,of een koe die
loopt te grazen
de dauw afschudt en poten op het jonge
gras zet.
Geen schubbig hagedisje,scherp
getekend,hoort bij
de voorraadplaats;geen vogels ook,de
bijenwolf of
de zwaluw,'t keeltje bloedbevlekt door
Procne's wandaad,
- want dat zijn grote rovers,die liefst
ook het bijtje
snappen in hun vlucht:goed voer voor
hun vraatzuchtig broedsel.
Een klare bron,een meertje in zijn
groene mosrand,
dat graag, - een smalle,vlugge beek
door 't gras,en schaduw
van palm of zware oleaster bij de
vliegplank.
Als dan de zwerm,voor 't eerst,de
nieuwe koning volgend,
zijn lente houdt en 't jongvolk,uit de
raat gelaten,
speelt,roept dichtbij weldadige koelte
van het water,
en 't gastvrij bladerdak geeft onderweg
een rustpunt.
Leg midden in 't water,of het stromend
is of stilstaand,
wat wilgen overdwars en een paar grote
stenen,
dan kunnen ze in de zon hun vleugels
zitten drogen
op al die bruggetjes,wanneer soms bij
het rusten
een windvlaag hen natspatte of in de
beek deed tuimelen.
Ook bloeide er groen vijfvingerkruid en
tijm,sterk-reukig
daar in de beurt,voorts aromatisch
bonetoekruid
volop en,van de springbron fris,een
plek viooltjes.
De woning zelf,hetzij gevoegd uit repen
boomschors,
hetzij een korf,die ge uit buigzaam
rijshout saamvlecht,
moet nauw van ingang zijn;want honing
stremt bij vrieskou,
terwijl ze omgekeerd bij hitte smelt en
uitloopt.
Twee even kwade dingen voor de bijen:'t
is niet
om niet dat ze in hun huis de fijnste
spleetjes ijverig
met was bestrijken,en met maagdenwas
uit bloemen
de naden dichten, - kleefstof tot dit
doel vergaard en
bewaard - taaier dan mare en pek van
van<