Toen ik mijn kas betrad om hem gereed te maken voor het nu toch dichtbijkomende seizoen, was de bodem weer volledig bedekt met Muur; een mooi groen tapijt vol onooglijk kleine witte bloempjes.
Muur is een van de drie onderfamilies van de Anjerfamilie; Silene is een andere. Muur zelf kent weer 100 soorten; de grootbloemige trekt veel insecten aan; de kleinbloemige moeten het vooral van zelfbestuiving hebben.

Vogelmuur is een van de kleinbloemige soorten; zij bloeit van januari tot december; maakt op een relatief klein wortelstelsel een tapijt van lage prachtig groene stelen, die zich veelvuldig vertakken en vol kleine witte bloempjes zitten. In gematigde streken is Vogelmuur het meest succesvolle (on)kruid. Jammer, dat wij zonder vergrootglas nauwelijks kunnen zien hoe schattig die bloempjes eruit zien.

De bloem is vijftallig: 5 kelkbladen; aan de lange beharing herken je de Vogelmuur; de 5 kroonblaadjes zijn goed ontwikkeld, even lang als de kelk en gespleten tot ieder twee slippen. Van de 5 meeldraden zijn er vier overgebleven; het bovenstandig vruchtbeginsel heeft 3 stijlen en levert een doosvrucht op met enige zaden; na enkele weken kan de volgende generatie al tot groei komen.
Hoewel de bloem enige nectar produceert is zij voor bestuivers niet aantrekkelijk; zelfbestuiving vindt doorgaans al in de knop plaats en veroorzaakt, dat de plant lijnzuiver blijft.
Voor de winterdag is vogelmuur een uitstekende bodembedekker. Vooral vogels genieten van het ruime voer dat de plant haar te bieden heeft; zowel het groen als het oliehoudende zaad is een belangrijk middel van bestaan voor ze. Het zaad wordt ook gewonnen als zangzaad voor de vogels, die daarom terecht de naam leverden aan deze alomtegenwoordige plant: Vogelmuur
Hennie oes
