
De plant van de maand is de Kleine Aster
Deze aster met de wetenschappelijke naam Aster Tradescantii is in Kampen terechtgekomen, omdat ik, als imker oog heb voor bijen en de rest van de insectenwereld. Er zijn natuurlijk genoeg sierasters, die in gewone tuinen voorkomen, maar die kan ik niet gebruiken in de heemtuin of in het eco-groen. Wel zou, in het najaar, hier en daar in het plantsoen of in een woonwijk een mooie kleurige border met deze sierasters zeker niet misstaan.
De kleine aster is een vaste plant, die zonder moeite 120 cm hoog wordt en losse pluimen met kleine witte, later roodachtig getinte straalbloemen krijgt. Deze laatbloeiende composiet wordt door vele insecten bezocht. Om de astersoorten onderling te kunnen vergelijken, heb ik op mijn volkstuin verschillende '˜wilde' soorten naast elkaar staan, zodat ik de onderlinge verschillen duidelijk kan zien. De meeste asterbloemen zijn wit, maar lila, roze, paarse of blauwe komen ook voor. (Toch verkiest een honingbij de klimop boven de aster, vanwege haar overvloediger stuifmeel.)
Van nature staat de kleine aster aan de grote rivieren of op ruderale plaatsen en vormt daar een dichte zode van uitlopers. De kleine aster was waarschijnlijk de eerste astersoort, die uit Noord-Amerika in Europa werd ingevoerd . Er is veel onduidelijkheid over de naam die de kruidkundigen deze plant hebben gegeven. In de geïllustreerde Flora van Nederland uit 1936 luidt de naam '˜kleinbloem-aster' of A.parviflorus. In de flora van Nederland uit 1861, heet ze nog de wilgaster, of A.salignus . Linnaeus (1779) beschrijft 35 verschillende Sterrekruiden en nummer 29 is de plant, waar we het in dit stukje over hebben:
STERREBLOEM met lancetvormig liniaale bladen, in het midden zaagtandig, gebladerde bloemsteelen ,opregte kelken en een getroste steng. Aster Tradescanti >Tradescants.
Deeze heeft haaren bynaam naar zekeren ouden Engelschen Kruidminner, in wiens Tuin dezelve mooglyk zal zyn geweest . Hy wordt meer dan eens Mans langte hoog en is zeer Takkig. De krans der Bloempjes, die eerst wit is, wordt vervolgens paarschachtig, in deze laat bloeijende Aster. In Virginie groeit dezelve. Hermannus hadt de zaaden van deze uit Nieuw Nederland bekomen en daar uit waren deeze ,in de Leidse Akedemie-Tuin,geteeld. Deze Hermannus is Hermannus Boerhaave (1668-1738) en hij was hoogleraar in de botanie te Leiden.
Zo zie je maar weer dat ik beroemde voorgangers heb, tenminste wat 'flora vervalsen' betreft en ik kom nog vaak aardige planten tegen waar ik altijd nog wel een plaatsje voor kan vinden in de heemtuin, wat dat aangaat ben ik een echte verzamelaar.
In het huishoudelijk woordenboek(1769) van M.N.Chomel, heeft men het niet over sterrebloem maar over starrekruid. Starre-kruid, in het latijn Aster, zo genoemt, om dat de bloem ronds om met kleine bladen op de wijze van een Star uitschiet. Ook word het zelve wel Bupthalmum,Carpesium,en Christus-oogen genoemt.Kenmerken. Het Starre-kruid, heeft een haairagtige Wortel; de Bladen zijn voor het grootste deel geheel, en staan overhands aan de takken; de stengen zijn getakt; de Bloemen zijn straalswijze, zeer fraaij, en hebben een schubbige Kelk , de Zaaden zijn in wollig stof beslooten.Zoorten . Daar is een groot verschiet van deeze planten ,welke in de kruidtuinen worden bewaart, waar van wij hier eenige van de fraaiste zullen optellen , als zeer bekwaame cieraaden op rabatten van groote tuinen, wanneer er weinig andere schoone Bloemen zijn.
Onder de 10 starre kruiden die vermeldt staan, zie ik geen overeenkomsten met de kleine aster en in de Friesche Lust-gaarde alleen een paar regels over Berg-sterre-kruyd en Waatter-sterre-kruyd. Dit is de enige oorspronkelijk inheemse soort van het geslacht Aster, de ons bekende Zulte of Zeeaster (A.Tripolium). Deze plant heeft vroeger ook rond Kampen gestaan (FLORA CAMPENSIS,1890),