Tot de rijke bloeiers in winter en vroeg voorjaar behoort zeker de Helleborus of Nieskruid; in de tuin neemt hij een bescheiden plaats in; de witte bloem valt op; de groene, roze of paarse bloemen zie je nauwelijks staan; op een lekkere dag als vandaag (4 februari!) wijzen de bijen je de weg er naar toe!
De plant hoort tot de Ranunculacaeën ( de Boterbloemachtigen) en de bloem heeft veel gemeen met de Winteraconiet, de Dotterbloem, de Anemoon, de Clematis die allen tot dezelfde familie behoren.
De Helleborus Niger (Kerstroos) heeft een groene bloem met roze gloed.
De Helleborus foetidus ( stinkend Nieskruid) is geelgroen met paarse rand. De naam zegt al, dat het een geneeskrachtige plant betreft; de wortels zijn evenwel giftig en werden tegen wormen aangewend, maar met de wormen liepen ook de patiënten het risico het leven te laten.
De Helleborus viridis (Wrangwortel ) achtte men alleen al om zijn onaangename smaak geneeskrachtig; ook deze plant is giftig; zijn groengele bloemen kom je bij ons zelden tegen.
Al deze bloemen hebben 5 '“ 10 honingtuitjes die ruim nectar leveren en een rijkdom aan meeldraden die zich ook bij koude goed ontwikkelen en voor bijen een zeer aantrekkelijke bron van pollen zijn in het schrale jaargetijde.

Vanaf de voet van de stengel komt een wirwar van handvormige bladeren tevoorschijn die de hele winter groen blijven. De steel komt hogerop en draagt een kluwen van neerknikkende, komvormige bloemen, die door hun neerhangende positie de pollen beschermen tegen de regen. De bijen herkennen de geur en de UV kleur van de kelk; de honingtuitjes, die eigenlijk uit omkrullende kroonblaadjes bestaan, hebben deze UV kleur niet; zij ruiken ook anders en veel intenser.

De Helleborus bloeit in de winter en het vroege voorjaar; de honingpijpjes zijn 6 mm. lang en de bijen kunnen goed bij de nectar komen (bij rechts onder). De helmknoppen rijpen vanaf de buitenste rand en neigen dan naar buiten; de pollen zijn kleverig vet en voor zover deze niet op haar haren komen, halen de bijen ze met haar kaken binnen ( bij rechts boven).

De kom van de bloem is ong. 2 cm. breed. Eerst komen de 5 stampers naar boven tussen de meeldraden door; de spitse stempels zijn hier nog rijp; de helmknoppen rijpen van buiten naar binnen; als zij de pollen afgeven, worden de meeldraden langer en buigen zij naar buiten; het stuifmeel wordt zo van de eigen stempels geweerd. De kroonbladen vormen honingtuitjes die als een rand rond de meeldraden staan. De honingtuitje zijn tweelippig; de bijen kunnen er goed bij.
De zaden die uiteindelijk worden gevormd, worden door mieren meegenomen en verspreid.
De plant gedijt goed op allerlei grondsoorten en vermeerdert zich langzaam via uitgroei van de wortelstok. een aanrader!
Hennie oes
