De Winterjasmijn - die evenals de Es; de Liguster; de Sering tot de Olijffamilie behoort - is een klimmer, waarvan een dertigtal soorten bekend zijn. Bij ons komt eigenlijk alleen de Jasminum nudiflorum (de 'naaktbloemige'
In mijn jeugd had de buurvrouw een grote bos nudiflorum tegen een zuidmuur en daar zaten in het voorjaar altijd harde, spitse, bruine vruchtjes aan. Sindsdien heb ik dat nooit meer gezien.
Leuk Hennie dat je dat deze Jasmijn behandelt.
Ik heb ook nooit enig insect op de bloemen gezien. Zoals je terecht opmerkte zit het stuifmeel "ver weg". Ik heb net geopende bloemen zelf bestoven met stuifmeel van bloemen die wat langer open waren. De "vruchten" = vier "nootjes" zijn rond juni rijp.
Ik neem aan dat in het land van herkomst er wel insecten zijn die de bestuiving van deze plant doen.
Hans.
Gezien de positie van de stempel en de helmknoppen vraag ik mij af of er (in het land van herkomst: China!) motvlinders zijn of nachtuilen o.i.d. die de bestuiving verrichten; als "met de hand bestuiven"
( maarten vorig jaar, Hans nu) wel vruchten oplevert, moet de plant fertiel zijn. Hier wordt hij alleen door stek vermeerderd en dat gaat even gemakkelijk als de Wilg.
hennie
Het zou te billijken zijn om in de wintermaanden niet over planten en bloemen te schrijven, want zodra het vriest, stoppen vrijwel alle planten met groeien en bloeien. Wel zijn de wintermaanden uitermate geschikt om te wandelen en te genieten in en van de stilte van de natuur. Maar de moderne mens heeft daar meestal geen tijd voor, want we willen steeds maar snel verder. Op een gegeven moment zien we alleen nog maar de kalender en onze agenda, met een paar belangrijke dagen en hoogtepunten. De rust van de natuur voelen we niet meer, terwijl we, als we wat beter zouden kijken, in de natuur een schitterend voorbeeld kunnen vinden hoe in deze jachtige tijd te leven. De winter, met zijn korte dagen en lange avonden, kan en moet eigenlijk een tijd van bezinning en inkeer zijn, waarin we ons niet continu druk moeten maken over afspraken, onvervulde wensen en mogelijkheden. Kortom, er is een tijd van komen en een tijd van gaan....
Maar er is niets nieuws onder de zon, want wat lezen we in het Verkade-album met de titel WINTER , al in 1909 geschreven door JAC. P. THIJSSE :
Vroeger was je al erg tevreden, als je '˜s winters de kamers mocht versieren met een reuzenboeket van judaspenningen met lisdodden en wat gedroogd gras. Voor de kleur kwam daar nog een tak van de lampionplant bij met groote roode kelken, waarbinnen een glanzige oranje bes verscholen was en voor de aardigheid wat maretakken met hun witte bessen.
Tegenwoordig is dat heel anders. Het begint al de Chrysanten.van deze heerlijke bloemen komen elk jaar weer nieuwe kweeksoorten op de markt,in allerlei vorm en tot allerlei prijs, zodat ieder, die een paar dubbeltjes te verkwisten heeft,weken achtereen zijn huis kan versieren met de heerlijke geurende bloemtakken.
En ook heden ten dage is het plantaardig aanbod in de winter niet veel kleiner dan in de zomer. Alleen moeten we de flora niet meer met guldens, maar met euro's betalen. Ook THIJSSE beschrijft de winterjasmijn en vond deze heester toen ook al ondergewaardeerd.
De winterjasmijn, jasminum nudiflorum, komt oorspronkelijk uit de gebergtes van China en is hier waarschijnlijk naartoe gehaald om de winter wat op te fleuren. Het is een prima lei-plant om tegen een op het noorden of oosten gelegen muur te planten en kan op elke bodem groeien. De struik bloeit op het kale hout en heet dus een naaktbloeier, zoals het woordje 'nudi' in de latijnse naam ook al aangeeft. Van december tot en met februari bloeit hij met gele sterretjes, ook is hij geschikt om, net als de forsythia, op de vaas te zetten. De winterjasmijn vormt, in het koude Nederland, geen zaad, maar is wel gemakkelijk te vermeerderen door afleggers. Hij groeit daarna langzaam door tot een hoogte van wel drie meter.
In de flora vinden we de winterjasmijn in de Olijffamilie, alle andere jasmijnen zijn door de wetenschap in de Hortensiafamilie, in het geslacht Philadelphus geplaatst, het geslacht van de zgnd. boerenjasmijnen. Wanneer deze heester in Nederland is terechtgekomen, heb ik niet kunnen achterhalen. Vooral ook, omdat b.v. het volmaakte Burger-Thuinboek uit 1763 alle jasmijnen op een hoop gooit: Jasmyn; daar van zyn veele zoorten, met enkele of dubbele, geele en witte grootte en kleine, ruikende en niet ruikende Bloemen .
Ik denk, dat deze heester dus pas later is ingevoerd, omdat hij ook nog niet beschreven werd door Linnaeus, maar eerst door een zekere Lindley, die van 1799'”1865 in Londen geleefd heeft. In ieder geval worden de bloemen wel bezocht door insecten, die de winter overleefd hebben.
Beheerder heemtuin Kampen, Æbe Poutsma
P.S. Voor de lange winteravonden is het verkadealbum WINTER van Jac.P.Thijsse zeker aan te bevelen (ook verschenen in herdruk).