Niet dat ik jullie redenen in twijfel wil trekken, maar wellicht is het goed om die hier dan te vermelden.
Hierbij de afwegingen:
De bij op de foto is veel te groot voor de A. labiata. Die meet slechts 8 à 9 mm. Die van mij was bijna zo groot als een honingbij, ongeveer 12 à 13 mm (honingbij is gemiddeld ongeveer 14 mm lang). Alle zonder antennes gemeten. Dat klopt precies met de afmeting van een vrouwtje A. florea.
De A. labiata is veel minder behaard. Die van mij heeft de beharing van een hommel. Ook de gepubliceerde plaatjes van de A. florea zijn meestal van exemplaren met minder beharing. In elk geval heeft de florea veel meer beharing dan de labiata. Volgens Chiel Jacobuuse is het plaatje in de Tiriongids geen goed beeld van de gemiddelde A. florea, nl. veel te kaal. Hij kent ze alleen als meer behaard (in onze streken in elk geval).
Hij zegt de Heggenrankbij zeer goed te kennen en alleen op grond van het zeer vroege tijdstip eerst wat anders had gedacht, maar daar nu op terugkomt, omdat veel kenmerken gewoon niet kloppen en uitsluitend wijzen op de A. florea.
De foto van mij laat plukjes witte haren zien op de achterpoten. Dat is typisch voor florea.
Het achtelijf van de A. labiata is meer egaal roodbruin op een groter deel van het achterlijf: het ruim 2/3e eerste deel. Bij de A. florea zijn slechts roodbruine plekken aanwezig per segment naast donkere, bijna zwarte delen op het zelfde segment. Dat is op mijn foto duidelijk te zien.
Andere soorten komen gewoon niet in aanmerking vanwege uiterlijk, kleur, afmeting.