Hoi Marc en de rest,
Ik zie in jou tweede bijdrage nog steeds geen antwoord op de vraag die ik aan jou gesteld had. Waarom voor 2001 nooit complete bijenstanden dood terwijl daarna elk jaar bij meerdere imkers dit fenomeen voorkomt?
Ik wil nog wel even op je antwoord reageren. Jij schrijft:
Je moet natuurlijk verder kijken dan de eigen stand en uit meerdere situaties lessen trekken.
Volgens mij kun je alleen maar betrouwbaar naar je eigen situatie kijken. Want jij bent de imker van die stand en weet precies wat je wel en wat je niet gedaan hebt. Om naar standen van andere imkers te kijken is heel moeilijk omdat je niet alle gegevens precies op papier of in je hoofd hebt. Als je naar het verhaal van Els kijkt, kun je met het interpreteren van je gegevens van je eigen stand al fouten maken. Als je dan ook nog een interpretatie van andermans standen gaat doen, dan ga je je wel erg op glad ijs begeven.
Naar mijn mening is dit ook de reden waardoor er uit die enquêtes die gehouden worden, geen éénduidige antwoorden komen. Uit de vragenformulieren kunnen de onderzoekers niet voldoende gegevens halen om een oorzaak te vinden[V]. Misschien dat het met dat kastkaartenproject beter wordt, maar ik heb zo mijn twijfels (zie weer het verhaal van Els).
Nogmaals mijn ervaring: voor 2002 slechts één maal een dode zesramer. Na winter 2003 - 2004 ongeveer de helft van mijn volken dood. Winter 2005 - 2006 nog een keer twee volken dood.
Waarom zo plotseling[?][?][?] Als onderzoeker zeg je dan, wat is er zo in één keer veranderd[?] Dan kom ik uit bij het resistent worden van de mijten tegen het veel gebruikte Apistan!
Verder:
De kwaliteit en het aanbod van stuifmeel is inderdaad elk jaar anders, het jaar 2001 is voor meerdere imkers een slecht jaar geweest (zeer natte septembermaand, zie mijn eerder antwoord op de toestand van Van Popering waar de regengegevens voor die streek wijzen op 27 regendagen van de 30 !).
In een dergelijke situatie, werkt de mierzuurbehandeling via de viltjesmethode ook niet goed (zie Deutsches Bienenjournal). Dus varroa wordt niet voldoende bestreden met als gevolg veel virusbesmetting ---> geen winterbijen ----> volk dood.
En dan nog:
Niet toevallig zijn de laatste jaren met de meeste bijensterfte ook de jaren met de warmste nazomers, met later gevormde winterbijen die veel kwalitatief stuifmeel hebben moeten missen.
In die nazomers kan de varroa zich ook lekker nog door ontwikkelen (grofweg een verdubbeling per maand). Voor verder verloop zie vorige punt.
Kan je me voor de volledigheid van de kijk op jou specifieke situatie nog antwoorden op de vragen die ik eerder stelde :
- je collega imker en de 'voorzitter' die samen met jou op die phacelia stonden, behandelen dus slecht tegen varroa ?
- over welk oppervlakte aan phacelia gaat het (zo juist mogelijk) ?
- met hoeveel volken stonden jullie daarop ?
- welke andere grote najaarsdrachten (sept-okt) komen er nog voor binnen het drachtgebied ?
(liefst een zo objectief mogelijk antwoord, dergelijke vragen stellen aan not-believers is al eerder heel delicaat gebleken ).
Die vragen wil ik best wel proberen te behandelen. Voor zover ik ze weet.
1. In principe behandelen de collega-imkster en ik de volken op identieke wijze. Echter in het najaar van 2005 heeft zij afgezien van een tweede mierenzuurbehandeling eind september. Van de voormalig voorzitter weet ik niet genoeg om details te kunnen geven.
2. Ik heb geen idee, ben nooit wezen kijken, maar gezien het geweld waarmee de bijen die richting kozen en de manier waarop, moet het een aanzienlijke dracht zijn geweest.
3. Wij stonden daar toendertijd met 10 productievolken en een grote zesramer.
4. Naast de phacelia is daar elk jaar dracht van: boerenwormkruid, speerdistel, watermunt, Grote Kattenstaart, dauwbramen, zwarte mosterd, gele honingklaver wilgenroosje en nog heel veel meer kruidachtige planten.
Gezien de grondsoort (klei) en de grote hoeveelheden kruidachtige gewassen heb ik mij op de 'Blaauwe Kamer' nooit zorgen hoeven te maken over de stuifmeelvoorziening in mijn volken.