Re: selectie door werksters 2
Geplaatst: di 29 jun 2004, 10:10
Er is hier niemand die op de stellingen van Romée reageert door vervangingsdoppen erin te betrekken.
Dat bijen voor de ene dop meer aandacht hebben dan voor de andere kan iedere imker waarnemen. Ook het op een bepaald moment trillen van de doppen is een interessant fenomeen. Wij vertalen al die gerichte aandacht in voorkeur. Dat lijkt inderdaad plausibel. Toch zijn er ook bedenkingen mogelijk.
De vraag komt bij mij op waarom bijen bij een vervanging dan van tevoren bij de keuze van het larfje zoveel beter weten dat het een goede zal worden, dan kennelijk bij zwermdoppen het geval is. Bij een vervanging zetten ze meestal slechts 1 dop aan; een enkele keer meer.
Uit ervaring weet ik dat moeren uit vervangingsdoppen bijna altijd goede moeren zijn, betere dan van een gemiddelde teelt.
Zo houd ik wat twijfels over de systematiek van het volk om een goede moer te verkrijgen. Ze vergissen zich soms duidelijk. Ik heb laatst een groot moerloos volk (zonder openbroed) moeren laten telen door 1-daagse eitjes aan te bieden in plaats van overlarfdopjes te geven. Zo werkt ook ongeveer de Jenter-methode in het groot. Het was een strook raat van ongeveer 6 cm hoog waar honderden eitjes in waren gelegd. De teeltmoer had ik eerder 1 dag tussen roosters op het raam opgesloten.
Het pleegvolk heeft slechts 8 doppen aangemaakt, waarvan er 3 stuks aan de kleine kant bleven. Die waren wel verzegeld, maar ik vertrouwde ze niet. Die heb ik opengemaakt en er bleken relatief kleine larven in te zitten, die ook niet de ontwikkeling hadden doorgemaakt die ik op grond van de tijd (14e dag) mocht verwachten. Ze waren nog geheel wit. Omdat ze samen met de rest van het broed verwarmd zijn (bovenin een groot volk) kan afkoeling niet aan de orde zijn. Sommige larven groeien kennelijk minder snel dan andere. Het zou kunnen zijn dat pas op een laat moment deze larven alsnog tot koningin zijn gepromoveerd. Het blijft gissen, maar de selectie van moeren zal voor een belangrijk deel ook in de legpraktijk plaatsvinden. Volken die het goed doen, dus met een goede moer, kunnen zich beter voortplanten. Volken met een moer die niet goed genoeg is zullen die tijdig vervangen.
Bij de teelt, zoals de kleine koninginnetelers zoals ik handelen, komt er ook selectie aan te pas. Eerst de doppen, kleine doe ik weg. Daarna beoordeel ik de ontwikkeling van de jonge moeren in kleine volkjes. Ook daar gaat meer dan de helft weer weg. Zo houd ik de betere (mijn beoordeling) over. Die beoordeling zal altijd anders zijn dan de bijen zelf doen. Bijen beschouw ik als huisdieren en niet meer als wilde natuur. In de natuur is het beste volk, het volk dat zich het beste voortplant. Dat wil zeggen dat het sterk genoeg is om de winters te overleven en veel zwermen te geven. Dat laatste willen imkers meestal niet. Ik wil zwermtrage volken en dat is geheel tegennatuurlijk. Daarom laat ik de keuze niet aan de bijen maar bemoei ik me ermee. Die bemoeizucht heeft waarschijnlijk wel nadelige gevolgen voor andere eigenschappen zoals varroagevoeligheid.
Ik had dit jaar ook enkele nazwermen van een BD-imker. Eén van die (natuur)zwermen maakte op het eerste broed een stuk of 5 doppen. Zeer groot was die zwerm niet, dus aan opnieuw zwermen zullen ze toch niet gedacht hebben. Omdat er ook hier en daar darrencellen in het eerste broed waren, dacht ik eerst aan een niet goed bevruchte moer. Er was echter ook wat werksterbroed. Omdat ik volken genoeg heb, heb ik die moer direct opgeruimd. Doppen op het eerste broed bij een moer die het volk zelf heeft gekozen als geschikt voor de nazwerm, zijn voor mij een teken dat de moer niet deugt.
Ze hebben van mij een andere dop gekregen. Toch zou het ook interessant zijn geweest het volkje te laten doen wat ze zelf wilden en te kijken hoe dat ontwikkelde. Jammer genoeg heb ik daar geen tijd en plaats voor.
Groetend, Albert
Dat bijen voor de ene dop meer aandacht hebben dan voor de andere kan iedere imker waarnemen. Ook het op een bepaald moment trillen van de doppen is een interessant fenomeen. Wij vertalen al die gerichte aandacht in voorkeur. Dat lijkt inderdaad plausibel. Toch zijn er ook bedenkingen mogelijk.
De vraag komt bij mij op waarom bijen bij een vervanging dan van tevoren bij de keuze van het larfje zoveel beter weten dat het een goede zal worden, dan kennelijk bij zwermdoppen het geval is. Bij een vervanging zetten ze meestal slechts 1 dop aan; een enkele keer meer.
Uit ervaring weet ik dat moeren uit vervangingsdoppen bijna altijd goede moeren zijn, betere dan van een gemiddelde teelt.
Zo houd ik wat twijfels over de systematiek van het volk om een goede moer te verkrijgen. Ze vergissen zich soms duidelijk. Ik heb laatst een groot moerloos volk (zonder openbroed) moeren laten telen door 1-daagse eitjes aan te bieden in plaats van overlarfdopjes te geven. Zo werkt ook ongeveer de Jenter-methode in het groot. Het was een strook raat van ongeveer 6 cm hoog waar honderden eitjes in waren gelegd. De teeltmoer had ik eerder 1 dag tussen roosters op het raam opgesloten.
Het pleegvolk heeft slechts 8 doppen aangemaakt, waarvan er 3 stuks aan de kleine kant bleven. Die waren wel verzegeld, maar ik vertrouwde ze niet. Die heb ik opengemaakt en er bleken relatief kleine larven in te zitten, die ook niet de ontwikkeling hadden doorgemaakt die ik op grond van de tijd (14e dag) mocht verwachten. Ze waren nog geheel wit. Omdat ze samen met de rest van het broed verwarmd zijn (bovenin een groot volk) kan afkoeling niet aan de orde zijn. Sommige larven groeien kennelijk minder snel dan andere. Het zou kunnen zijn dat pas op een laat moment deze larven alsnog tot koningin zijn gepromoveerd. Het blijft gissen, maar de selectie van moeren zal voor een belangrijk deel ook in de legpraktijk plaatsvinden. Volken die het goed doen, dus met een goede moer, kunnen zich beter voortplanten. Volken met een moer die niet goed genoeg is zullen die tijdig vervangen.
Bij de teelt, zoals de kleine koninginnetelers zoals ik handelen, komt er ook selectie aan te pas. Eerst de doppen, kleine doe ik weg. Daarna beoordeel ik de ontwikkeling van de jonge moeren in kleine volkjes. Ook daar gaat meer dan de helft weer weg. Zo houd ik de betere (mijn beoordeling) over. Die beoordeling zal altijd anders zijn dan de bijen zelf doen. Bijen beschouw ik als huisdieren en niet meer als wilde natuur. In de natuur is het beste volk, het volk dat zich het beste voortplant. Dat wil zeggen dat het sterk genoeg is om de winters te overleven en veel zwermen te geven. Dat laatste willen imkers meestal niet. Ik wil zwermtrage volken en dat is geheel tegennatuurlijk. Daarom laat ik de keuze niet aan de bijen maar bemoei ik me ermee. Die bemoeizucht heeft waarschijnlijk wel nadelige gevolgen voor andere eigenschappen zoals varroagevoeligheid.
Ik had dit jaar ook enkele nazwermen van een BD-imker. Eén van die (natuur)zwermen maakte op het eerste broed een stuk of 5 doppen. Zeer groot was die zwerm niet, dus aan opnieuw zwermen zullen ze toch niet gedacht hebben. Omdat er ook hier en daar darrencellen in het eerste broed waren, dacht ik eerst aan een niet goed bevruchte moer. Er was echter ook wat werksterbroed. Omdat ik volken genoeg heb, heb ik die moer direct opgeruimd. Doppen op het eerste broed bij een moer die het volk zelf heeft gekozen als geschikt voor de nazwerm, zijn voor mij een teken dat de moer niet deugt.
Ze hebben van mij een andere dop gekregen. Toch zou het ook interessant zijn geweest het volkje te laten doen wat ze zelf wilden en te kijken hoe dat ontwikkelde. Jammer genoeg heb ik daar geen tijd en plaats voor.
Groetend, Albert