Re: Ook Ndl. de goede richting uit ?
Geplaatst: zo 07 dec 2008, 20:13
Dag Albert, die pretentie om een wetenschappelijk onderzoek te doen is er nooit geweest. Wat niet wil zeggen dat vanuit mijn wetenschappelijk-technische opleiding de zaken niet doordacht zijn bekeken. De zaken die je noemt zoals dracht doorheen het jaar, raatvernieuwing, zwermverhindering of niet, behandelmethode, inwintering en nog veel meer zoals aantal volken in hetzelfde gebied, kasttype, kastoriëntatie, aantal uren zon per dag enz.., zijn allemaal dingen die per dossier (imker) geweten zijn.
Het begon als een breed veldonderzoek naar bijensterfte en spitste zich uiteindelijk ongewild toe op het stuifmeelaanbod bij de opgroei van de winterbijen. Het overzicht en de kennis die je vergaart van een 50-tal imkersituaties is enorm.
Ik geef je één voorbeeld van een tussentijdse besluittrekking :
Eén geval dat bij 4 verschillende imkers voorkwam :
imkers met verschillende vaste bijenstanden, die op elke stand op dezelfde wijze imkeren, dezelfde varroabehandelingen doen, dezelfde inwintering, kasten allemaal overdekt en zuid, zuid-oost gericht. Ze verhuizen constant jonge volken van de ene stand naar de andere om het terugvliegen te vermijden.
Als zij op één stand een belangrijke sterfte kennen op de andere niet, waaraan kan dat dan liggen ?
Je zou kunnen vermoeden dat ze de thuisstand wat meer in de watten leggen dan een stand op verplaatsing, maar in 2 gevallen kreeg de thuisstand het het hardst te verduren.
Wanneer in een ander geval een imker gemiddeld over de laatste 3 jaren 1 op 4 van zijn volken dood had en na verdeling van zijn volken over 3 verspreide standen geen sterfte meer noteert.
Dan wordt het voor mij duidelijk dat het om een 'standprobleem' gaat.
Je kan zoiets niet wetenschappelijk vinden, voor mij heeft het wel waarde om verder te zoeken.
Ik ben het er mee eens dat mijn besluiten de aanzet kunnen zijn voor de onderzoeksinstituten in B. en Ndl. die jaarlijks daarvoor subsidies ontvangen om in die richting verder te gaan zoeken en hun studie dan ook te publiceren. Ondanks de vragen die kwamen (ook vanuit Ndl.) om hun situatie in kaart te brengen, heb ik het begin 2007 voor bekeken gehouden omdat ik ook andere onderzoeken wou afronden. Alleen metingen en tellingen op enkele interessante standen worden nog gedaan.
Al bij al was het voor mij een zeer nuttig en leerrijk contact met vele imkers. Laten we het bekijken als een reikende hand naar de wetenschappers toe die al jaren vast zitten met hun onderzoeken.
Het begon als een breed veldonderzoek naar bijensterfte en spitste zich uiteindelijk ongewild toe op het stuifmeelaanbod bij de opgroei van de winterbijen. Het overzicht en de kennis die je vergaart van een 50-tal imkersituaties is enorm.
Ik geef je één voorbeeld van een tussentijdse besluittrekking :
Eén geval dat bij 4 verschillende imkers voorkwam :
imkers met verschillende vaste bijenstanden, die op elke stand op dezelfde wijze imkeren, dezelfde varroabehandelingen doen, dezelfde inwintering, kasten allemaal overdekt en zuid, zuid-oost gericht. Ze verhuizen constant jonge volken van de ene stand naar de andere om het terugvliegen te vermijden.
Als zij op één stand een belangrijke sterfte kennen op de andere niet, waaraan kan dat dan liggen ?
Je zou kunnen vermoeden dat ze de thuisstand wat meer in de watten leggen dan een stand op verplaatsing, maar in 2 gevallen kreeg de thuisstand het het hardst te verduren.
Wanneer in een ander geval een imker gemiddeld over de laatste 3 jaren 1 op 4 van zijn volken dood had en na verdeling van zijn volken over 3 verspreide standen geen sterfte meer noteert.
Dan wordt het voor mij duidelijk dat het om een 'standprobleem' gaat.
Je kan zoiets niet wetenschappelijk vinden, voor mij heeft het wel waarde om verder te zoeken.
Ik ben het er mee eens dat mijn besluiten de aanzet kunnen zijn voor de onderzoeksinstituten in B. en Ndl. die jaarlijks daarvoor subsidies ontvangen om in die richting verder te gaan zoeken en hun studie dan ook te publiceren. Ondanks de vragen die kwamen (ook vanuit Ndl.) om hun situatie in kaart te brengen, heb ik het begin 2007 voor bekeken gehouden omdat ik ook andere onderzoeken wou afronden. Alleen metingen en tellingen op enkele interessante standen worden nog gedaan.
Al bij al was het voor mij een zeer nuttig en leerrijk contact met vele imkers. Laten we het bekijken als een reikende hand naar de wetenschappers toe die al jaren vast zitten met hun onderzoeken.