De Lex Salica met de Malbergse glossen
Geplaatst: di 13 okt 2009, 17:33
Op dit moment zit ik voor mijn studie te lezen:
Stemmen op schrift, Geschiedenis van de Nederlandse literatuur vanaf het begin tot 1300.
van Frits van Oostrom (Bert Bakker, 2006)
Het eerste deel gaat over de periode van het Oud-Nederlands, een term die Neerlandici gebruiken voor het Nederlands zoals dat gesproken werd voor 1200. Het deel eindigt uiteraard bij het bekende zinnetje: 'Hebban olla vogala nestas hagunnan, hinase hic anda thu. Wat unbiddan we nu?'
Uit die periode is ons bijna niets overgeleverd op schrift, behalve een plaats- of eigennaam, of hier en daar wat verlatijnst Nederlands, een glos of een woordje waarvoor de monnik zo gauw het Latijnse woord niet kende. Natuurlijk zijn zulk soort onbeduidende krabbeltjes goud waard voor de onderzoeker die iets wil zeggen over het alleroudste Nederlands.
Een van die oeroude boeken - geschreven in het Latijn uiteraard - met hier en daar wat kriebels in de volkstaal eromheen, is de zesde eeuwse Lex Salica, een wetstekst uit de tijd van koning Clovis. Die Nederlandse kriebels in de kantlijn zijn later bekend geworden onder de wat ronkende benaming 'de Malbergse glossen'. We kennen de tekst alleen in afschriften uit de negende eeuw en uit die tijd dateren de Nederlandse woordjes dan ook.
Maar het gaat nu even niet om het oudste Nederlands, het gaat even om zesde-eeuwse wetgeving, de Lex Salica. Daarover het volgende:
'Nu werd de Lex Salica minstens zozeer opgesteld voor misdrijven tegen de dieren als tegen intermenselijke moord en doodslag: diefstal van andermans vee welteverstaan. De Merovingische wet specificeert bijvoorbeeld fikse boetes wegens diefstal van een strijdros, van de leidende stier van een kudde, van geiten, een speurhond - of zelfs, drie keer zo zwaar beboet, een afgerichte speurhond -, een havik of een bijenkorf.'
Wie geinteresseerd is in de bijenteelt in oeroude tijden, weet nu twee dingen. In de zesde eeuw na Christus waren er in de Germaanse wereld al bijenkorven. Bijen werden dus al bij huis gehouden. En verder we nu dat op de diefstal van een bijenkorf een flinke boete stond, die de moeite van het vermelden in wetsteksten in elk geval waard was. Verder vind ik het wonderlijk dat Van Oostrom de bijenkorf in 1 adem noemt met een strijdros, een kuddestier, geiten, een speurhond en een havik. Ik zou wel eens precies willen weten hoe hoog die boete was, ten opzichte van de boetes voor die andere dieren. Dan kennen we ongeveer de waarde van een bijenvolk in de zesde eeuw. Dat zou ik best leuk vinden.
Groet,
Bart
Stemmen op schrift, Geschiedenis van de Nederlandse literatuur vanaf het begin tot 1300.
van Frits van Oostrom (Bert Bakker, 2006)
Het eerste deel gaat over de periode van het Oud-Nederlands, een term die Neerlandici gebruiken voor het Nederlands zoals dat gesproken werd voor 1200. Het deel eindigt uiteraard bij het bekende zinnetje: 'Hebban olla vogala nestas hagunnan, hinase hic anda thu. Wat unbiddan we nu?'
Uit die periode is ons bijna niets overgeleverd op schrift, behalve een plaats- of eigennaam, of hier en daar wat verlatijnst Nederlands, een glos of een woordje waarvoor de monnik zo gauw het Latijnse woord niet kende. Natuurlijk zijn zulk soort onbeduidende krabbeltjes goud waard voor de onderzoeker die iets wil zeggen over het alleroudste Nederlands.
Een van die oeroude boeken - geschreven in het Latijn uiteraard - met hier en daar wat kriebels in de volkstaal eromheen, is de zesde eeuwse Lex Salica, een wetstekst uit de tijd van koning Clovis. Die Nederlandse kriebels in de kantlijn zijn later bekend geworden onder de wat ronkende benaming 'de Malbergse glossen'. We kennen de tekst alleen in afschriften uit de negende eeuw en uit die tijd dateren de Nederlandse woordjes dan ook.
Maar het gaat nu even niet om het oudste Nederlands, het gaat even om zesde-eeuwse wetgeving, de Lex Salica. Daarover het volgende:
'Nu werd de Lex Salica minstens zozeer opgesteld voor misdrijven tegen de dieren als tegen intermenselijke moord en doodslag: diefstal van andermans vee welteverstaan. De Merovingische wet specificeert bijvoorbeeld fikse boetes wegens diefstal van een strijdros, van de leidende stier van een kudde, van geiten, een speurhond - of zelfs, drie keer zo zwaar beboet, een afgerichte speurhond -, een havik of een bijenkorf.'
Wie geinteresseerd is in de bijenteelt in oeroude tijden, weet nu twee dingen. In de zesde eeuw na Christus waren er in de Germaanse wereld al bijenkorven. Bijen werden dus al bij huis gehouden. En verder we nu dat op de diefstal van een bijenkorf een flinke boete stond, die de moeite van het vermelden in wetsteksten in elk geval waard was. Verder vind ik het wonderlijk dat Van Oostrom de bijenkorf in 1 adem noemt met een strijdros, een kuddestier, geiten, een speurhond en een havik. Ik zou wel eens precies willen weten hoe hoog die boete was, ten opzichte van de boetes voor die andere dieren. Dan kennen we ongeveer de waarde van een bijenvolk in de zesde eeuw. Dat zou ik best leuk vinden.
Groet,
Bart