fusie 4, deelbelangen
Geplaatst: do 04 jan 2001, 17:13
De economische betekenis van het bijenhouden is voor de imkers zelf van geen belang meer. De betekenis voor het natuurbehoud wordt nog onvoldoende onderkend.
De imkerij is geworden tot recreatieve bezigheid. Niet anders dan tuinieren of vogeltjes houden. De imker geniet van de bijenvolkjes in de achtertuin of op het park. Met plezier speelt hij de rol van dokter, bepaalt de voortplanting en eigenschappen van zijn bijen. Hij sleept ze naar mooie drachten en bouwt hun huis en richt het in. Het telen van bepaalde rassen heeft een grote vlucht genomen. Er zijn Buckfast en Carnicaclubs ontstaan, zoals er geranium en dahlia clubs zijn. De kunstmatige inseminatie wordt in toenemende mate populair en versterkt de mogelijkheid om je als imker te profileren. Het is een gewilde uitlaatklep voor controlfreaks (sorry) op natuurgebied.
Het ledenbestand van de organisaties vergrijst en neemt ieder jaar af.
Veel aandacht gaat zitten in het bewerkstelligen van een fusie tussen de oude verenigingen. Maar de redenen waarom ze ooit werden opgericht zijn niet meer vanzelfsprekend. Het bundelen van de oude verenigingen laat een betere belangenbehartiging toe. Maar welke belangen zijn dat eigenlijk, wat is de bestaansgrond van die bijenhoudersorganisatie in wording?
Belangen zijn in 2001 vanuit tenminste drie invalshoeken te formuleren:
-Economisch, waarbij bestuiving in de landbouw de hoofdrol speelt.
-Natuurbelang, waarbij de relatie tussen donkere bijen en de natuur centraal staat.
-Recreatief, waarbij het genieten van aktieve omgang met bijen centraal staat.
Soms liggen die belangen in elkaars verlengde, bv op het gebied van publieksvoorlichting en verbetering van drachtomstandigheden.
Soms liggen er tegenstellingen, bv de aanwezigheid van exoten in een gebied waar het natuurbelang zwaar weegt.
Soms is het belang gelijk, bv plaagbestrijding, maar zijn er verschillende opvattingen over de uitvoering.
Tegen de achtergrond van bovenstaande diversiteit in belangen, ligt het meer voor de hand, dat imkers zich op deelbelangen organiseren. Deze neiging wordt nog versterkt door het geringe economische belang.
Binnen een zo los verband zal een overkoepelende vereniging veel moeite hebben om de verschillende interesses en belangen te integreren.
De imkerij is geworden tot recreatieve bezigheid. Niet anders dan tuinieren of vogeltjes houden. De imker geniet van de bijenvolkjes in de achtertuin of op het park. Met plezier speelt hij de rol van dokter, bepaalt de voortplanting en eigenschappen van zijn bijen. Hij sleept ze naar mooie drachten en bouwt hun huis en richt het in. Het telen van bepaalde rassen heeft een grote vlucht genomen. Er zijn Buckfast en Carnicaclubs ontstaan, zoals er geranium en dahlia clubs zijn. De kunstmatige inseminatie wordt in toenemende mate populair en versterkt de mogelijkheid om je als imker te profileren. Het is een gewilde uitlaatklep voor controlfreaks (sorry) op natuurgebied.
Het ledenbestand van de organisaties vergrijst en neemt ieder jaar af.
Veel aandacht gaat zitten in het bewerkstelligen van een fusie tussen de oude verenigingen. Maar de redenen waarom ze ooit werden opgericht zijn niet meer vanzelfsprekend. Het bundelen van de oude verenigingen laat een betere belangenbehartiging toe. Maar welke belangen zijn dat eigenlijk, wat is de bestaansgrond van die bijenhoudersorganisatie in wording?
Belangen zijn in 2001 vanuit tenminste drie invalshoeken te formuleren:
-Economisch, waarbij bestuiving in de landbouw de hoofdrol speelt.
-Natuurbelang, waarbij de relatie tussen donkere bijen en de natuur centraal staat.
-Recreatief, waarbij het genieten van aktieve omgang met bijen centraal staat.
Soms liggen die belangen in elkaars verlengde, bv op het gebied van publieksvoorlichting en verbetering van drachtomstandigheden.
Soms liggen er tegenstellingen, bv de aanwezigheid van exoten in een gebied waar het natuurbelang zwaar weegt.
Soms is het belang gelijk, bv plaagbestrijding, maar zijn er verschillende opvattingen over de uitvoering.
Tegen de achtergrond van bovenstaande diversiteit in belangen, ligt het meer voor de hand, dat imkers zich op deelbelangen organiseren. Deze neiging wordt nog versterkt door het geringe economische belang.
Binnen een zo los verband zal een overkoepelende vereniging veel moeite hebben om de verschillende interesses en belangen te integreren.