Stichting "De Duurzame Bij"
Geplaatst: zo 04 feb 2001, 11:58
verstuurd 04-02-2001 No. 5
--------------------------------------------------------------------------------
DE CAUCASISCHE BIJ (APIS MELLIFERA CAUCASICA)
De caucasische bij komt van origine (naar Corbachew) voor in de Caucasis, tussen de Zwarte zee en de Kaspische zee tot aan Armenië. Volgens Ruttner was deze bij reeds in 1878 in Duitsland aanwezig.
Het is een donkere bij, die aldaar gewend was aan een vochtig subtropisch klimaat.
Economisch gezien is deze bij altijd zeer belangrijk geweest, in vele landen, onder verschillende klimatologische omstandigheden zijn testen uitgevoerd welke uitkomsten in vele opzichten overeenkomen.
Als we ons indenken dat de Primorskiy bij waarschijnlijk genetisch gelijk is aan de oorspronkelijke caucasica, maar meer een fenotype is, kunnen we rekenen op een zeer goede bij.
Volgens Ruttner:
a) Hoge mate van zachtaardigheid.
b) Geringe neiging tot zwermen en kleine aantallen van zwermdoppen.
c) Vlakke broedcurve latere en langzamere voorjaarsontwikkeling Middelmatige volkssterkte in de zomer en herfst.
d) De volken zijn uitstekend in een lange lichte dracht. In korte sterke drachten daarentegen komen ze er slechter uit, vooral omdat ze dan de neiging hebben de honing eerder in de broedkamer op te slaan als in de honingkamer. Wegens hun lange tong had men hoge verwachtingen op de rode klaver, die niet volledig bewaarheid werden. Door het vochtige warme klimaat in de Caucasis werd de honing eigenlijk te snel verzegeld
e) Grote aanwending van propolis. Gedurende de winter wordt het vlieggat met een dik gordijn van kithars afgesloten, met een klein gat voor ventilatie en uitvliegen.
f) Een slechte overwintering in koude klimaatgebieden met als gevolg hogere nozemagevoeligheid. Deze ervaring werd zowel in het noorden van Rusland als in de Oostenrijkse alpen onderschreven. Daarom was het verzenden van deze soort bijen naar Siberië verboden.
g) Er bleek een uitstekende kruisingsmogelijkheid met andere rassen. De kruising Caucasica x Carnica gaf met betrekking tot de ontwikkeling van zachtaardigheid en honingopbrengst uitstekende volken. Ook bleef echter de nozemagevoeligheid groot.
De bij uit Vladivostok is hier sterk aan verwant, maar heeft zich in honderd jaar aan het extreme koude klimaat van noord Rusland aangepast en wat ons zeer interesseert is de door de Amerikanen gemeten varroaresistentie, welke deze bij in de Primorskiy streek boven Vladivostok heeft ontwikkeld.
Volgens de Amerikaanse wetenschappelijke onderzoekers is het een uitstekende honinghaler en zeer zachtaardig. Zij vonden echter weer dat de zwermneiging groter was dan verwacht. Ze repten echter niet over nozemagevoeligheid.
Op het oog moeilijk van de Carnica bij te onderscheiden. De cubitaalindex is 1,80 tot 2,40 en het lijf is iets groter, terwijl de vleugels weer iets kleiner zijn. Wat langere haren en langere achterpoten. De borstharen van de grote darren zijn diepzwart wat bij geen ander ras voorkomt.
--------------------------------------------------------------------------------
Van: Maarn, The Netherlands
--------------------------------------------------------------------------------
DE CAUCASISCHE BIJ (APIS MELLIFERA CAUCASICA)
De caucasische bij komt van origine (naar Corbachew) voor in de Caucasis, tussen de Zwarte zee en de Kaspische zee tot aan Armenië. Volgens Ruttner was deze bij reeds in 1878 in Duitsland aanwezig.
Het is een donkere bij, die aldaar gewend was aan een vochtig subtropisch klimaat.
Economisch gezien is deze bij altijd zeer belangrijk geweest, in vele landen, onder verschillende klimatologische omstandigheden zijn testen uitgevoerd welke uitkomsten in vele opzichten overeenkomen.
Als we ons indenken dat de Primorskiy bij waarschijnlijk genetisch gelijk is aan de oorspronkelijke caucasica, maar meer een fenotype is, kunnen we rekenen op een zeer goede bij.
Volgens Ruttner:
a) Hoge mate van zachtaardigheid.
b) Geringe neiging tot zwermen en kleine aantallen van zwermdoppen.
c) Vlakke broedcurve latere en langzamere voorjaarsontwikkeling Middelmatige volkssterkte in de zomer en herfst.
d) De volken zijn uitstekend in een lange lichte dracht. In korte sterke drachten daarentegen komen ze er slechter uit, vooral omdat ze dan de neiging hebben de honing eerder in de broedkamer op te slaan als in de honingkamer. Wegens hun lange tong had men hoge verwachtingen op de rode klaver, die niet volledig bewaarheid werden. Door het vochtige warme klimaat in de Caucasis werd de honing eigenlijk te snel verzegeld
e) Grote aanwending van propolis. Gedurende de winter wordt het vlieggat met een dik gordijn van kithars afgesloten, met een klein gat voor ventilatie en uitvliegen.
f) Een slechte overwintering in koude klimaatgebieden met als gevolg hogere nozemagevoeligheid. Deze ervaring werd zowel in het noorden van Rusland als in de Oostenrijkse alpen onderschreven. Daarom was het verzenden van deze soort bijen naar Siberië verboden.
g) Er bleek een uitstekende kruisingsmogelijkheid met andere rassen. De kruising Caucasica x Carnica gaf met betrekking tot de ontwikkeling van zachtaardigheid en honingopbrengst uitstekende volken. Ook bleef echter de nozemagevoeligheid groot.
De bij uit Vladivostok is hier sterk aan verwant, maar heeft zich in honderd jaar aan het extreme koude klimaat van noord Rusland aangepast en wat ons zeer interesseert is de door de Amerikanen gemeten varroaresistentie, welke deze bij in de Primorskiy streek boven Vladivostok heeft ontwikkeld.
Volgens de Amerikaanse wetenschappelijke onderzoekers is het een uitstekende honinghaler en zeer zachtaardig. Zij vonden echter weer dat de zwermneiging groter was dan verwacht. Ze repten echter niet over nozemagevoeligheid.
Op het oog moeilijk van de Carnica bij te onderscheiden. De cubitaalindex is 1,80 tot 2,40 en het lijf is iets groter, terwijl de vleugels weer iets kleiner zijn. Wat langere haren en langere achterpoten. De borstharen van de grote darren zijn diepzwart wat bij geen ander ras voorkomt.
--------------------------------------------------------------------------------
Van: Maarn, The Netherlands