selectie door werksters 2
Geplaatst: vr 18 jun 2004, 12:47
Selectie van jonge koningen is voor een bijenvolk van het grootste belang. Ik schreef er eerder over op http://www.bijenhouden.nl/forum/topic.a ... PIC_ID=360.
Tarpy en Gilley (apidologie 35-2004 207-216) beschrijven inhoeverre deze selectie het gevolg zou kunnen zijn van groepsbeslissingen door de werksters, en geven aan wanneer deze plaatsvinden .
Werksters kunnen op de volgende momenten ingrijpen in het ontstaan van de door hun gewenste moer:
1. In de periode van open broed kunnen zij de kwaliteit en hoeveelheid voeding van de koninginnelarve variëren. Dit heeft grote gevolgen voor de kwaliteit van de jonge moer.
2. Na sluiting van de moerdop kan de temperatuur geregeld worden. Koninginnelarven zijn zeer gevoelig voor temperatuur.
3. Gesloten doppen kunnen geruimd worden door de werksters. Daarbij worden de doppen met koninginnelarven geruimd die van lagere kwaliteit zijn.
Verder is goed gedocumenteerd dat verwantschap bij het opruimen een grote rol speelt. Hoe sterker de genetische nabijheid met de werksters, hoe groter de kans dat de larve het tot koningin brengt.
4. Rijpe (jonge) koninginnen worden door de werksters vaak nog enige tijd gevangen gehouden in de cel. Ze worden door een kleine opening in het dekseltje gevoerd. Voor de jonge moer heeft het een bijkomend voordeel. Agressieve werksters kunnen haar niet bereiken.
De veronderstelling is dat werksters in deze periode koninginnen kunnen vergelijken. Zoals bekend worden moercellen vanaf het begin regelmatig getrild door de werksters. In deze periode neemt het trillen van sommige cellen aanzienlijk toe. Moeren lopen uit op volgorde van trilverleden.
Werksters controleren de volgorde van uitlopen door was aan het celdekseltje toe te voegen of te verwijderen. Het moment van uitlopen is bepalend voor de overlevingskans.
In dit stadium van uitlopen worden de meest verwante koninginnen het meest bezocht.
5. Nadat de koningin is uitgelopen wordt zij achtervolgd en gegrepen door bijtende werksters. ook hierbij kunnen keuzes door de werksters gemaakt worden. Dit geldt eveneens voor het mogelijk inballen en het verzorgingsgedrag.
6. De werksters beinvloeden de strijd tussen jonge koninginnen, maar het is nog niet duidelijk welk mechanisme daaraan ten grondslag ligt.
Roubik (1989) stelt dat een grote hoeveelheid koninginnen noodzakelijk is. Niet alleen om te zorgen dat er een opvolgster is van de oude moer, maar omdat een speciale moer gewenst wordt. Voor de handliggend is dat een zo groot mogelijk aantal jonge koninginnen ontstaat met optimale reproductiemogelijkheden. Verwacht mag worden dat bij toenemende genetische verschillen tussen de werksters conflicten ontstaan tav de gewenste koninginnen.
Het opleggen aan een bijenvolk welke moeren moeten worden verzorgd, het uitbroeden in een stoof, en het zetten op 1 of twee doppen, dat is wat koninginnentelers en hun afnemers doen.
Romée
Tarpy en Gilley (apidologie 35-2004 207-216) beschrijven inhoeverre deze selectie het gevolg zou kunnen zijn van groepsbeslissingen door de werksters, en geven aan wanneer deze plaatsvinden .
Werksters kunnen op de volgende momenten ingrijpen in het ontstaan van de door hun gewenste moer:
1. In de periode van open broed kunnen zij de kwaliteit en hoeveelheid voeding van de koninginnelarve variëren. Dit heeft grote gevolgen voor de kwaliteit van de jonge moer.
2. Na sluiting van de moerdop kan de temperatuur geregeld worden. Koninginnelarven zijn zeer gevoelig voor temperatuur.
3. Gesloten doppen kunnen geruimd worden door de werksters. Daarbij worden de doppen met koninginnelarven geruimd die van lagere kwaliteit zijn.
Verder is goed gedocumenteerd dat verwantschap bij het opruimen een grote rol speelt. Hoe sterker de genetische nabijheid met de werksters, hoe groter de kans dat de larve het tot koningin brengt.
4. Rijpe (jonge) koninginnen worden door de werksters vaak nog enige tijd gevangen gehouden in de cel. Ze worden door een kleine opening in het dekseltje gevoerd. Voor de jonge moer heeft het een bijkomend voordeel. Agressieve werksters kunnen haar niet bereiken.
De veronderstelling is dat werksters in deze periode koninginnen kunnen vergelijken. Zoals bekend worden moercellen vanaf het begin regelmatig getrild door de werksters. In deze periode neemt het trillen van sommige cellen aanzienlijk toe. Moeren lopen uit op volgorde van trilverleden.
Werksters controleren de volgorde van uitlopen door was aan het celdekseltje toe te voegen of te verwijderen. Het moment van uitlopen is bepalend voor de overlevingskans.
In dit stadium van uitlopen worden de meest verwante koninginnen het meest bezocht.
5. Nadat de koningin is uitgelopen wordt zij achtervolgd en gegrepen door bijtende werksters. ook hierbij kunnen keuzes door de werksters gemaakt worden. Dit geldt eveneens voor het mogelijk inballen en het verzorgingsgedrag.
6. De werksters beinvloeden de strijd tussen jonge koninginnen, maar het is nog niet duidelijk welk mechanisme daaraan ten grondslag ligt.
Roubik (1989) stelt dat een grote hoeveelheid koninginnen noodzakelijk is. Niet alleen om te zorgen dat er een opvolgster is van de oude moer, maar omdat een speciale moer gewenst wordt. Voor de handliggend is dat een zo groot mogelijk aantal jonge koninginnen ontstaat met optimale reproductiemogelijkheden. Verwacht mag worden dat bij toenemende genetische verschillen tussen de werksters conflicten ontstaan tav de gewenste koninginnen.
Het opleggen aan een bijenvolk welke moeren moeten worden verzorgd, het uitbroeden in een stoof, en het zetten op 1 of twee doppen, dat is wat koninginnentelers en hun afnemers doen.
Romée