Hoeveel wilt u betalen?
Geplaatst: vr 17 nov 2006, 16:39
"Niets in de biologie heeft zin, tenzij in het licht van de evolutie"
Bovenstaanfde is een mooie uitspraak van Theodosius Dobzhansky. Piet Jager citeerde die uitspraak al in de discussie over wederzijdse aanpassing van varroa en honingbijen.
Dobzhansky (1900 - 1975) is van origine Oekraïner/Rus. Hij studeerde in Kiev en doceerde later genetica in Leningrad. Vervolgens emigreerde hij naar de USA en was er hoogleraar genetica aan verschillende universiteiten. Tevens hield hij zich bezig met filosofie en schreef meerdere boeken, waaronder "Een bioloog over de laatste vragen". Daarin probeerde hij een synthese te geven van verbanden tussen wetenschap en godsdienst.
Het kan niet anders dan dat "biologie in het licht van de evolutie" moet gaan over het genoom van individuen, populaties en soorten en de veranderingen daarin in de loop van de tijd. Het genoom is het geheel van genetische eigenschappen, vastgelegd op chromosomen bestaande uit DNA of RNA. Het menselijk genoom omvat ongeveer 25.000 genen. Het genoom bepaalt de eigenschappen van een individu al heeft de omgeving daar natuurlijk ook invloed op. Elk individu is genetisch uniek en bezit een genoom dat op kleine onderdelen (genen) verschilt van die van de andere individuen binnen een zelfde populatie of soort. Dat komt door foutjes (mutaties) bij de transcriptie (het kopiëren) van de ouderlijke chromosomen en door recombinatie (herschikken) van chromosomen bij de voortplanting. Dat bepaalt de variatie binnen het totale genoom van een populatie of soort. Denk maar aan de variatie in lengte van mensen of de variatie in streping van zebra's. Wel heeft de variatie van elke eigenschap begrenzingen. Menselijke reuzen van 10 meter of meer, zoals die in de mythologie worden beschreven, hebben nooit bestaan. Zo ook valt de bewering in de Bijbel dat Methusalem 969 jaar oud is geworden, duidelijk buiten de begrenzing van de menselijke leeftijd zoals we die uit wetenschappelijk onderzoek kennen.
Op grond van het vorenstaande kan over (de wederzijdse aanpassing van) varroamijten en honingbijen het volgende worden gezegd.
In 1904 zijn varroamijten, afkomstig uit Indonesië van de Indische bij Apis cerana, voor het eerst beschreven door de Nederlandse onderzoeker Oudemans. Hij gaf die mijten de soortsnaam Varroa jacobsoni. Spoedig daarna bleek dat de varroamijten over heel Azië voorkwamen en ook overgestapt waren op onze honingbij, Apis mellifera. Dit nadat volken hiervan in Azië waren geïntroduceerd. Vervolgens verspreidden de mijten zich over praktisch de gehele wereld.
Onderzoek door de Australiër Anderson maakte duidelijk, dat Varroa jacobsoni genetisch geen eenheid is en dus een soortencomplex moet zijn. Varroamijten op Apis cerana verschillen zodanig dat er tenminste 18 populaties kunnen worden onderscheiden. Mijten uit slechts twee van die 18 populaties zijn overgestapt op onze honingbij. De ene populatie komt oorspronkelijk van Apis cerana uit Korea, de andere van Apis cerana uit Japan/Thailand. In Europa komt het Koreaanse type voor; in de USA komen beide typen voor. De mijten van de overstappende populaties hebben als soortsnaam gekregen Varroa destructor. Mijten uit de 16 andere populaties hebben de oude soortsnaam Varroa jacobsoni behouden. Hoewel er een duidelijke genetische variatie in de soort Varroa destructor voorkomt, zijn er bij mijn weten geen verschillen in agressiviteit ten opzicht van onze honingbijen beschreven.
Zolang er geen verschillen zijn, zal er van enige "wederzijdse aanpassing" bij de mijten geen sprake kunnen zijn en dus ook niet van (natuurlijke) selectie daarop. Vanuit evolutionair biologisch oogpunt hoeft dat ook niet. Mocht Varroa destructor door te destructief gedrag bij onze honingbijen zich zelf om zeep helpen, dan kan de soort altijd terug vallen op de populaties die nog steeds aanwezig zijn bij de oorspronkelijke gastheer Apis cerana.
Mocht naderh
Bovenstaanfde is een mooie uitspraak van Theodosius Dobzhansky. Piet Jager citeerde die uitspraak al in de discussie over wederzijdse aanpassing van varroa en honingbijen.
Dobzhansky (1900 - 1975) is van origine Oekraïner/Rus. Hij studeerde in Kiev en doceerde later genetica in Leningrad. Vervolgens emigreerde hij naar de USA en was er hoogleraar genetica aan verschillende universiteiten. Tevens hield hij zich bezig met filosofie en schreef meerdere boeken, waaronder "Een bioloog over de laatste vragen". Daarin probeerde hij een synthese te geven van verbanden tussen wetenschap en godsdienst.
Het kan niet anders dan dat "biologie in het licht van de evolutie" moet gaan over het genoom van individuen, populaties en soorten en de veranderingen daarin in de loop van de tijd. Het genoom is het geheel van genetische eigenschappen, vastgelegd op chromosomen bestaande uit DNA of RNA. Het menselijk genoom omvat ongeveer 25.000 genen. Het genoom bepaalt de eigenschappen van een individu al heeft de omgeving daar natuurlijk ook invloed op. Elk individu is genetisch uniek en bezit een genoom dat op kleine onderdelen (genen) verschilt van die van de andere individuen binnen een zelfde populatie of soort. Dat komt door foutjes (mutaties) bij de transcriptie (het kopiëren) van de ouderlijke chromosomen en door recombinatie (herschikken) van chromosomen bij de voortplanting. Dat bepaalt de variatie binnen het totale genoom van een populatie of soort. Denk maar aan de variatie in lengte van mensen of de variatie in streping van zebra's. Wel heeft de variatie van elke eigenschap begrenzingen. Menselijke reuzen van 10 meter of meer, zoals die in de mythologie worden beschreven, hebben nooit bestaan. Zo ook valt de bewering in de Bijbel dat Methusalem 969 jaar oud is geworden, duidelijk buiten de begrenzing van de menselijke leeftijd zoals we die uit wetenschappelijk onderzoek kennen.
Op grond van het vorenstaande kan over (de wederzijdse aanpassing van) varroamijten en honingbijen het volgende worden gezegd.
In 1904 zijn varroamijten, afkomstig uit Indonesië van de Indische bij Apis cerana, voor het eerst beschreven door de Nederlandse onderzoeker Oudemans. Hij gaf die mijten de soortsnaam Varroa jacobsoni. Spoedig daarna bleek dat de varroamijten over heel Azië voorkwamen en ook overgestapt waren op onze honingbij, Apis mellifera. Dit nadat volken hiervan in Azië waren geïntroduceerd. Vervolgens verspreidden de mijten zich over praktisch de gehele wereld.
Onderzoek door de Australiër Anderson maakte duidelijk, dat Varroa jacobsoni genetisch geen eenheid is en dus een soortencomplex moet zijn. Varroamijten op Apis cerana verschillen zodanig dat er tenminste 18 populaties kunnen worden onderscheiden. Mijten uit slechts twee van die 18 populaties zijn overgestapt op onze honingbij. De ene populatie komt oorspronkelijk van Apis cerana uit Korea, de andere van Apis cerana uit Japan/Thailand. In Europa komt het Koreaanse type voor; in de USA komen beide typen voor. De mijten van de overstappende populaties hebben als soortsnaam gekregen Varroa destructor. Mijten uit de 16 andere populaties hebben de oude soortsnaam Varroa jacobsoni behouden. Hoewel er een duidelijke genetische variatie in de soort Varroa destructor voorkomt, zijn er bij mijn weten geen verschillen in agressiviteit ten opzicht van onze honingbijen beschreven.
Zolang er geen verschillen zijn, zal er van enige "wederzijdse aanpassing" bij de mijten geen sprake kunnen zijn en dus ook niet van (natuurlijke) selectie daarop. Vanuit evolutionair biologisch oogpunt hoeft dat ook niet. Mocht Varroa destructor door te destructief gedrag bij onze honingbijen zich zelf om zeep helpen, dan kan de soort altijd terug vallen op de populaties die nog steeds aanwezig zijn bij de oorspronkelijke gastheer Apis cerana.
Mocht naderh