Projecten van "De Duurzame Bij"
Geplaatst: ma 17 sep 2007, 20:12
Primorsky's '“ Varroaresistentie en onderzoeken.
We zijn in 2001 gestart met 12 Primorskyvolken om de vermeende oorzaak van Varroaresistentie te onderzoeken.
Daar we ook 12 Carnicavolken hadden staan als controlevolken, konden we de verschillen goed waarnemen.
Van de eerste zending Primorsky's bleef er maar één over, waar we van nageteeld hebben. De andere zijn allemaal aan de Varroa ten onder gegaan.
Inmiddels hadden we uit Amerika nog 2 zuivere Primorsky's laten komen, zodat we in staat waren kruisingen onder de Primorsky's tot stand te brengen.
We hadden al snel de beschikking over het bevruchtingsstation Neeltje Jans en kregen contacten met het Duitse Bijeninstituut in Kirchhain. Hiervan kregen we andere lijnen van de Primorsky's.
In het eerste jaar ontdekten we dat de bijen de mijt aanvallen en pootjes afbijten. Dit was een ontwikkeling die parallel liep aan de zelfde ontdekking in Oberursel. Het is namelijk zo dat de mijt een spinachtige is en 8 poten heeft. Echter de mijt gebruikt maar 6 poten om te lopen en de voorste 2 poten hebben reuk en smaaksensoren en dienen als voelsprieten. Het is dus gemakkelijk te begrijpen dat als die poten zijn afgebeten, de mijt totaal gedesoriënteerd zal zijn. Deze mijten doen dus ook niet meer mee aan het voortplantingsproces. Deze ervaringen had men ook in Oberursel.
Het 2de jaar toen de meeste volken instorten kregen we een andere resistentieoorzaak te zien.
We weten dat als de koningin last heeft van inteelt dat als de eitjes uitkomen, de werksters de diploïde larven opeten. Dan krijg je hagelschot te zien als het broed ouder wordt.
Maar als de broedcellen al 4 dagen gesloten zijn kan ook hagelschot ontstaan, dit is dan het gevolg van broed trekken. Dit komt omdat er werksters zijn, die ontdekken dat er een larve in de problemen zit en een mijt in haar cel heeft. Ze gaan dan de cel open maken en eten de larve op. Het blijkt dat er dan een mijt in die cel zat en de larve gebruikte om aan haemolymphe te komen. De mijt prikt nadat ze in cel is gekomen op het moment dat de larve zich strekt (na ongeveer 4 dagen) een gaatje in de buik van de larve om de levenssappen van larve te gebruiken. Dit gaatje wordt de gezamenlijke voederplaats van de nakomelingen van de mijt. Er worden dan vaak werkbijen geboren die tot 25% minder wegen als normaal. Er zijn dus 2 soorten hagelschot, a) het genetische hagelschot dat na uitkomen van het eitje plaatsvindt en b) het Varroahagelschot dat pas plaatsvindt nadat de werksters een besmette cel opengemaakt en geruimd hebben. Dit is in 2001 door ons ontdekt en in verband gebracht met Varroaresistentie. Broedtrekken was al eerder ontdekt door Marla Spivak bij haar onderzoek naar AVB, doch niet in verband gebracht met de mijt indertijd.
In Amerika heeft John Harbo ontdekt dat er volken zijn die de mijt op een andere manier bestrijden. Ze hebben ontdekt dat de mijt:
a) Doodgaat naast de larve in de cel.
b) Blijft leven naast de larve in de cel, maar geen eitjes legt.
c) Blijft leven in de cel naast de larve en eitjes legt die niet uitkomen.
Men noemt dit SMR (surpressed mite reproduction). De eigenschap gaat met koningin mee en lijkt dus genetisch overerfbaar.
In Kirchhain heeft men van dit soort koninginnen gekregen van het Amerikaanse instituut in Baton Rouge Louisanna. Ze zijn KI bevrucht met Carnica's uit het Varroatolerantie project van het DIB uit Kirchhain. Wij hebben nateelt hiervan om onze genetische basis te vergroten en hebben deze koninginnen op Neeltje Jans bevrucht met onze Primorsky's.
We hebben de Primorskyvolken nooit behandeld tegen de Varroamijt en op het laatst na enkele jaren een populatie overgehouden die 100% resistent is tegen de mijt. Echter onze genetische basis is klein en daarom hebben we het Primorsky project op onze zoektocht naar Varroaresistente eigenschappen gestopt en zijn nu verder gegaan met het vergroten van die genetische basis
We zijn in 2001 gestart met 12 Primorskyvolken om de vermeende oorzaak van Varroaresistentie te onderzoeken.
Daar we ook 12 Carnicavolken hadden staan als controlevolken, konden we de verschillen goed waarnemen.
Van de eerste zending Primorsky's bleef er maar één over, waar we van nageteeld hebben. De andere zijn allemaal aan de Varroa ten onder gegaan.
Inmiddels hadden we uit Amerika nog 2 zuivere Primorsky's laten komen, zodat we in staat waren kruisingen onder de Primorsky's tot stand te brengen.
We hadden al snel de beschikking over het bevruchtingsstation Neeltje Jans en kregen contacten met het Duitse Bijeninstituut in Kirchhain. Hiervan kregen we andere lijnen van de Primorsky's.
In het eerste jaar ontdekten we dat de bijen de mijt aanvallen en pootjes afbijten. Dit was een ontwikkeling die parallel liep aan de zelfde ontdekking in Oberursel. Het is namelijk zo dat de mijt een spinachtige is en 8 poten heeft. Echter de mijt gebruikt maar 6 poten om te lopen en de voorste 2 poten hebben reuk en smaaksensoren en dienen als voelsprieten. Het is dus gemakkelijk te begrijpen dat als die poten zijn afgebeten, de mijt totaal gedesoriënteerd zal zijn. Deze mijten doen dus ook niet meer mee aan het voortplantingsproces. Deze ervaringen had men ook in Oberursel.
Het 2de jaar toen de meeste volken instorten kregen we een andere resistentieoorzaak te zien.
We weten dat als de koningin last heeft van inteelt dat als de eitjes uitkomen, de werksters de diploïde larven opeten. Dan krijg je hagelschot te zien als het broed ouder wordt.
Maar als de broedcellen al 4 dagen gesloten zijn kan ook hagelschot ontstaan, dit is dan het gevolg van broed trekken. Dit komt omdat er werksters zijn, die ontdekken dat er een larve in de problemen zit en een mijt in haar cel heeft. Ze gaan dan de cel open maken en eten de larve op. Het blijkt dat er dan een mijt in die cel zat en de larve gebruikte om aan haemolymphe te komen. De mijt prikt nadat ze in cel is gekomen op het moment dat de larve zich strekt (na ongeveer 4 dagen) een gaatje in de buik van de larve om de levenssappen van larve te gebruiken. Dit gaatje wordt de gezamenlijke voederplaats van de nakomelingen van de mijt. Er worden dan vaak werkbijen geboren die tot 25% minder wegen als normaal. Er zijn dus 2 soorten hagelschot, a) het genetische hagelschot dat na uitkomen van het eitje plaatsvindt en b) het Varroahagelschot dat pas plaatsvindt nadat de werksters een besmette cel opengemaakt en geruimd hebben. Dit is in 2001 door ons ontdekt en in verband gebracht met Varroaresistentie. Broedtrekken was al eerder ontdekt door Marla Spivak bij haar onderzoek naar AVB, doch niet in verband gebracht met de mijt indertijd.
In Amerika heeft John Harbo ontdekt dat er volken zijn die de mijt op een andere manier bestrijden. Ze hebben ontdekt dat de mijt:
a) Doodgaat naast de larve in de cel.
b) Blijft leven naast de larve in de cel, maar geen eitjes legt.
c) Blijft leven in de cel naast de larve en eitjes legt die niet uitkomen.
Men noemt dit SMR (surpressed mite reproduction). De eigenschap gaat met koningin mee en lijkt dus genetisch overerfbaar.
In Kirchhain heeft men van dit soort koninginnen gekregen van het Amerikaanse instituut in Baton Rouge Louisanna. Ze zijn KI bevrucht met Carnica's uit het Varroatolerantie project van het DIB uit Kirchhain. Wij hebben nateelt hiervan om onze genetische basis te vergroten en hebben deze koninginnen op Neeltje Jans bevrucht met onze Primorsky's.
We hebben de Primorskyvolken nooit behandeld tegen de Varroamijt en op het laatst na enkele jaren een populatie overgehouden die 100% resistent is tegen de mijt. Echter onze genetische basis is klein en daarom hebben we het Primorsky project op onze zoektocht naar Varroaresistente eigenschappen gestopt en zijn nu verder gegaan met het vergroten van die genetische basis