Testen op varroaresistentie ! Hoe doe je dat ?
Geplaatst: zo 25 aug 2013, 10:09
Beste mensen
Sinds 2010 tel ik de varroaval op de varroalades van mijn volken. Dit zijn er nu meer dan 40 verspreid over 3 standen. Ik tel vanaf juni tot en met mei het volgende jaar. In de zwermperiode tel ik niet. Volken zonder leggende koningin tel ik niet, omdat er dan zo goed als geen mijten vallen. De mijtenval komt voornamelijk uit het broednest. De gevallen mijten noteer ik op datum per kast op mijn kastkaart. Het aantal bezoeken aan mijn volken per week is afhankelijk van de activiteit van de volken. In de winterperiode (oktober tot en met maart) is dat 1 keer per week, in het hoogseizoen is dat om de dag of 2 dagen. De stuifmeelkorrels en andere rommel die op de varroalade valt bemoeilijkt namelijk het tellen van de mijten.
Er zijn duidelijk twee periodes van mijtenval te constateren: januari tot aan de zwerm periode, en van juni tot aan december. In de eerste periode verschijnen de darren in het broednest en in de tweede periode verdwijnen ze weer. De reproductie van de mijt in darrenbroed is groter dan in werksterbroed. Ook is de sterfte van de mijt in werksterbroed hoger dan in darrenbroed. Doordat mijten in het najaar moeten overstappen van darrenbroed naar werksterbroed, ontstaat er meer mijtenval dan in het voorjaar.
Het aantal gevallen mijten tel ik op bij de mijten die in de voorgaande periode reeds in totaal zijn gevallen. Als ik in 1 januari begin te tellen staat de teller op 0. Daarna loopt de teller, voor elke dag dat ik de mijten tel met het getelde aantal op. Als ik van de mijtenval een grafiek maak, heb ik op elke dag het totaal aantal gevallen mijten vanaf het begintijdstip tot aan het moment van de laatste telling.
Deze grafiek van de cumulatieve mijtenval heeft in het voorjaar een exponentieel verloop en in het najaar een logistisch verloop (S vormige curve).
Nu kan ik voor beide perioden de groeifactor berekenen, die aangeeft hoe snel de mijtenval procentueel per dag is gegroeid in dat volk. Hiermee heb ik per volk per jaar 2 berekende groeifactoren. De groeifactor varieert van mijn 40 volken tussen de 0,05 en 0,27 met een gemiddelde van 0,10. Dit is gebaseerd op de telling van juni van dit jaar.
In het voorjaar van dit jaar lag het minimum op 0,011 en het maximum op 0,047 met een gemiddelde van 0,028. Deze verschillen in het voorjaar en najaar heb ik ook in 2012 geconstateerd.
Wat mij opvalt is dat deze groeifactoren onafhankelijk zijn van de grootte van een volk. Een groeifactor voor een volk op 3 ramen kan net zo hoog zijn als voor een volk op 33 ramen. Ook zie ik dat de groeifactor onafhankelijk is van het aantal gevallen mijten. Ook zie ik dat een volk met een lage groeifactor in het voorjaar ten opzichte van alle andere volken, dat ook in het najaar toont.
Alleen volken waar 'teveel' mijten uit vallen, bestrijd ik met mierenzuur. Darrenraat verwijder ik niet. Opvallend hierbij is dat een volk met een hoge groeifactor na de bestrijding dezelfde groeifactor behoudt, maar alleen minder mijten laat vallen. Slechte volken hebben de hun mijtenval echter zo weer op hun oude peil. Naar mijn mening heeft het geen zin om volken aan te houden waarvan je de mijten moet bestrijden. Ik bestrijd daarom alleen om ervoor te zorgen dat het volk niet in elkaar stort en andere volken opzadelt met de mijten doordat het beroofd wordt of dat de besmette bijen vervliegen.
Op basis van deze berekende groeifactoren selecteer ik de volken waarvan ik nateel. Omdat ik nu twee jaar nateel van mijn beste volken heb ik nu ook een indruk gekregen van de groeifactoren van de nateelt van goede koninginnen ten opzichte van de nateelt van 'slechte' koninginnen met betrekking tot groei in de mijtenval. Die is gemiddeld beter dan de nateelt van slechte koninginnen.
Ik meen dat volken met een kleinere groeifactor in de mijtenval beter overweg kunnen met mijten en daardoor varroaresistenter genoemd kunnen worden dan volken met een hogere groeifactor.
Met vriendelijke groeten
Henk Kok
Sinds 2010 tel ik de varroaval op de varroalades van mijn volken. Dit zijn er nu meer dan 40 verspreid over 3 standen. Ik tel vanaf juni tot en met mei het volgende jaar. In de zwermperiode tel ik niet. Volken zonder leggende koningin tel ik niet, omdat er dan zo goed als geen mijten vallen. De mijtenval komt voornamelijk uit het broednest. De gevallen mijten noteer ik op datum per kast op mijn kastkaart. Het aantal bezoeken aan mijn volken per week is afhankelijk van de activiteit van de volken. In de winterperiode (oktober tot en met maart) is dat 1 keer per week, in het hoogseizoen is dat om de dag of 2 dagen. De stuifmeelkorrels en andere rommel die op de varroalade valt bemoeilijkt namelijk het tellen van de mijten.
Er zijn duidelijk twee periodes van mijtenval te constateren: januari tot aan de zwerm periode, en van juni tot aan december. In de eerste periode verschijnen de darren in het broednest en in de tweede periode verdwijnen ze weer. De reproductie van de mijt in darrenbroed is groter dan in werksterbroed. Ook is de sterfte van de mijt in werksterbroed hoger dan in darrenbroed. Doordat mijten in het najaar moeten overstappen van darrenbroed naar werksterbroed, ontstaat er meer mijtenval dan in het voorjaar.
Het aantal gevallen mijten tel ik op bij de mijten die in de voorgaande periode reeds in totaal zijn gevallen. Als ik in 1 januari begin te tellen staat de teller op 0. Daarna loopt de teller, voor elke dag dat ik de mijten tel met het getelde aantal op. Als ik van de mijtenval een grafiek maak, heb ik op elke dag het totaal aantal gevallen mijten vanaf het begintijdstip tot aan het moment van de laatste telling.
Deze grafiek van de cumulatieve mijtenval heeft in het voorjaar een exponentieel verloop en in het najaar een logistisch verloop (S vormige curve).
Nu kan ik voor beide perioden de groeifactor berekenen, die aangeeft hoe snel de mijtenval procentueel per dag is gegroeid in dat volk. Hiermee heb ik per volk per jaar 2 berekende groeifactoren. De groeifactor varieert van mijn 40 volken tussen de 0,05 en 0,27 met een gemiddelde van 0,10. Dit is gebaseerd op de telling van juni van dit jaar.
In het voorjaar van dit jaar lag het minimum op 0,011 en het maximum op 0,047 met een gemiddelde van 0,028. Deze verschillen in het voorjaar en najaar heb ik ook in 2012 geconstateerd.
Wat mij opvalt is dat deze groeifactoren onafhankelijk zijn van de grootte van een volk. Een groeifactor voor een volk op 3 ramen kan net zo hoog zijn als voor een volk op 33 ramen. Ook zie ik dat de groeifactor onafhankelijk is van het aantal gevallen mijten. Ook zie ik dat een volk met een lage groeifactor in het voorjaar ten opzichte van alle andere volken, dat ook in het najaar toont.
Alleen volken waar 'teveel' mijten uit vallen, bestrijd ik met mierenzuur. Darrenraat verwijder ik niet. Opvallend hierbij is dat een volk met een hoge groeifactor na de bestrijding dezelfde groeifactor behoudt, maar alleen minder mijten laat vallen. Slechte volken hebben de hun mijtenval echter zo weer op hun oude peil. Naar mijn mening heeft het geen zin om volken aan te houden waarvan je de mijten moet bestrijden. Ik bestrijd daarom alleen om ervoor te zorgen dat het volk niet in elkaar stort en andere volken opzadelt met de mijten doordat het beroofd wordt of dat de besmette bijen vervliegen.
Op basis van deze berekende groeifactoren selecteer ik de volken waarvan ik nateel. Omdat ik nu twee jaar nateel van mijn beste volken heb ik nu ook een indruk gekregen van de groeifactoren van de nateelt van goede koninginnen ten opzichte van de nateelt van 'slechte' koninginnen met betrekking tot groei in de mijtenval. Die is gemiddeld beter dan de nateelt van slechte koninginnen.
Ik meen dat volken met een kleinere groeifactor in de mijtenval beter overweg kunnen met mijten en daardoor varroaresistenter genoemd kunnen worden dan volken met een hogere groeifactor.
Met vriendelijke groeten
Henk Kok