Bijen gedichten 2. -1920 -
Geplaatst: ma 08 nov 2004, 21:44
IJMKERSLIED.
Kan gezongen worden op de wijze van:
Hoort gij 't avondklokje luiden
Als na sombre winterdagen,
Eens het voorjaar komt in 't land;
Als de zon haar warme stralen,
Vriend'lijk zendt op bloem en plant;
Als de vogels vroolijk tieren,
En de bijtjes vrij en blij,
Gonzend door het luchtruim zwieren
In een zoete melodij;
Als de schoone Meimaand nadert,
Die het veld met bloemen siert,
En in vreugdevollen luister,
De natuur haar hoogtij viert;
Als de gansch verjongde schepping
Hare vreugdekreten uit,
En de aarde zich gaat tooien,
Als een blozend schoone bruid;
Als het bijtje komt gevlogen,
Dat zich in den zonnegloed,
In de schoone bloemenkronen,
Met den zoeten nectar voedt,
Dan ontstaat er groote vreugde,
In het ware ijmkersbloed,
Dat deez' wonderschoone tijden,
Met een blijde hoop begroet.
Dan eerst komt er werk'lijk leven,
Bij den waren ijmker weer;
Ja, een lente zonder bijen,
Was voor hem geen lente meer.
Boog na vele kwade jaren,
Hij soms moedloos 't hoofd ter neer;
Thans verlicht een hel'dre sterre,
Zijne donk're paden weer.
De belastingvrije suiker
Schonk hem uitkomst in 't verschiet,
Die hem in de schrale jaren,
Mild en rijk'lijk voedsel biedt.
Daarom, moedig voortgetreden,
Naar een bloemrijk zonnig oord,
Waar de bijtjes vroolijk zweven,
In een lustoord, ongestoord.
Ja dan, moedig 't hoofd geheven,
Naar een heerlijk zomerland!
Al uw lijden is geleden,
Moedig voorwaarts, hand aan hand!
F.de Vries.
Kan gezongen worden op de wijze van:
Hoort gij 't avondklokje luiden
Als na sombre winterdagen,
Eens het voorjaar komt in 't land;
Als de zon haar warme stralen,
Vriend'lijk zendt op bloem en plant;
Als de vogels vroolijk tieren,
En de bijtjes vrij en blij,
Gonzend door het luchtruim zwieren
In een zoete melodij;
Als de schoone Meimaand nadert,
Die het veld met bloemen siert,
En in vreugdevollen luister,
De natuur haar hoogtij viert;
Als de gansch verjongde schepping
Hare vreugdekreten uit,
En de aarde zich gaat tooien,
Als een blozend schoone bruid;
Als het bijtje komt gevlogen,
Dat zich in den zonnegloed,
In de schoone bloemenkronen,
Met den zoeten nectar voedt,
Dan ontstaat er groote vreugde,
In het ware ijmkersbloed,
Dat deez' wonderschoone tijden,
Met een blijde hoop begroet.
Dan eerst komt er werk'lijk leven,
Bij den waren ijmker weer;
Ja, een lente zonder bijen,
Was voor hem geen lente meer.
Boog na vele kwade jaren,
Hij soms moedloos 't hoofd ter neer;
Thans verlicht een hel'dre sterre,
Zijne donk're paden weer.
De belastingvrije suiker
Schonk hem uitkomst in 't verschiet,
Die hem in de schrale jaren,
Mild en rijk'lijk voedsel biedt.
Daarom, moedig voortgetreden,
Naar een bloemrijk zonnig oord,
Waar de bijtjes vroolijk zweven,
In een lustoord, ongestoord.
Ja dan, moedig 't hoofd geheven,
Naar een heerlijk zomerland!
Al uw lijden is geleden,
Moedig voorwaarts, hand aan hand!
F.de Vries.