De etymologie van 'dar', 'werkbij' en 'koningin'
Geplaatst: di 22 apr 2008, 21:42
De etymologie van 'dar', 'werkbij' en 'koningin'
In het laatste nummer van Bijenhouden schrijft Ton Thissen een klein rubriekje over bijenwetenswaardigheden. De rubriek heet ‘Apipedia’ en de eerste aflevering ging over de etymologie van het woord ‘dar’. Ik dacht, Ton, daar had meer in gezeten. Een poging.
Het woord dar is oeroud. Het is een ‘erfwoord’, dus het komt al in onze taal voor zolang als zij bestaat. Het Duitse en het Engelse woord zijn dan ook praktisch hetzelfde, respectievelijk Drohne en drone.
De Germaanse woorden gaan uiteindelijk terug op een gereconstrueerd ‘oerwoord’. Een woord dus dat onze voorvaderen gebruikten in de tijd dat we letterlijk nog in berenvellen rondliepen. Het is een reconstructie natuurlijk, want in die tijd konden we nog niet schrijven. Die reconstructie is zeer nauwkeurig verantwoord. Het oerwoord moet geklonken hebben als dhereu en dhren - ik snap trouwens niet precies hoe je dat zou moeten uitspreken, maar ja. Dit betekende ongeveer ‘morren’ of ‘brommen’. Van deze woorden is niet alleen dar afkomstig, maar ook drenzen. Komisch vind ik dat, want mijn leraar van de beginnerscursus Harry Leeflang uit Eerbeek, noemde darren in een emotionele bui altijd lummels.
Drenzers en lummels, het lijkt wel alsof iedere generatie opnieuw dezelfde associaties krijgt!
Verder schijnt het woordgeslacht van dar door de eeuwen heen voortdurend te veranderen. In het Oud-Engels, toen die taal nog geslachten had dus, schijnt het woord vrouwelijk geweest te zijn. In het moderne Duits is dat nog steeds zo: die Drohne! Wij weten dat onze verre voorvaderen nauwelijks een idee hadden van de geslachten van de honingbij. Dat telkens wisselende woordgeslacht zou daar een gevolg van kunnen zijn (Jan de Vries: Etymologisch woordenboek, 1987).
De eerste die het verschil tussen darren, werkbijen en koninginnen begreep was de Nederlander Johannes Swammerdam (1637-1680). Hij was de eerste die ontdekte dat die ene reusachtige bij die nooit het nest verlaat, beschikte over eierstokken en dus vrouwelijk moest zijn en niet mannelijk. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft Swammerdam als oudste vindplaats voor het woord werkbij - maar niet van het expliciet vrouwelijke werkster dus. Toch denk ik dat we veilig kunnen aannemen dat hij ook op het idee kwam om tegen die ene ‘hoofdbij’ voortaan koningin te zeggen en geen koning, zoals tot op dat moment gebruikelijk was. Het zou interessant zijn om eens na te gaan in welk tempo dat proces van koning naar koningin verliep!
Wie wijst eens een oude tekst over bijen aan waarin het woord koningin voorkomt? Ik gok dat de oudste dateert uit de jaren ’40 van de achttiende eeuw. In 1738 had Herman Boerhaave namelijk het werk van Swammerdam uitgegeven onder de titel Bijbel der Natuure.
Groet,
Bart de Coo
In het laatste nummer van Bijenhouden schrijft Ton Thissen een klein rubriekje over bijenwetenswaardigheden. De rubriek heet ‘Apipedia’ en de eerste aflevering ging over de etymologie van het woord ‘dar’. Ik dacht, Ton, daar had meer in gezeten. Een poging.
Het woord dar is oeroud. Het is een ‘erfwoord’, dus het komt al in onze taal voor zolang als zij bestaat. Het Duitse en het Engelse woord zijn dan ook praktisch hetzelfde, respectievelijk Drohne en drone.
De Germaanse woorden gaan uiteindelijk terug op een gereconstrueerd ‘oerwoord’. Een woord dus dat onze voorvaderen gebruikten in de tijd dat we letterlijk nog in berenvellen rondliepen. Het is een reconstructie natuurlijk, want in die tijd konden we nog niet schrijven. Die reconstructie is zeer nauwkeurig verantwoord. Het oerwoord moet geklonken hebben als dhereu en dhren - ik snap trouwens niet precies hoe je dat zou moeten uitspreken, maar ja. Dit betekende ongeveer ‘morren’ of ‘brommen’. Van deze woorden is niet alleen dar afkomstig, maar ook drenzen. Komisch vind ik dat, want mijn leraar van de beginnerscursus Harry Leeflang uit Eerbeek, noemde darren in een emotionele bui altijd lummels.
Drenzers en lummels, het lijkt wel alsof iedere generatie opnieuw dezelfde associaties krijgt!
Verder schijnt het woordgeslacht van dar door de eeuwen heen voortdurend te veranderen. In het Oud-Engels, toen die taal nog geslachten had dus, schijnt het woord vrouwelijk geweest te zijn. In het moderne Duits is dat nog steeds zo: die Drohne! Wij weten dat onze verre voorvaderen nauwelijks een idee hadden van de geslachten van de honingbij. Dat telkens wisselende woordgeslacht zou daar een gevolg van kunnen zijn (Jan de Vries: Etymologisch woordenboek, 1987).
De eerste die het verschil tussen darren, werkbijen en koninginnen begreep was de Nederlander Johannes Swammerdam (1637-1680). Hij was de eerste die ontdekte dat die ene reusachtige bij die nooit het nest verlaat, beschikte over eierstokken en dus vrouwelijk moest zijn en niet mannelijk. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft Swammerdam als oudste vindplaats voor het woord werkbij - maar niet van het expliciet vrouwelijke werkster dus. Toch denk ik dat we veilig kunnen aannemen dat hij ook op het idee kwam om tegen die ene ‘hoofdbij’ voortaan koningin te zeggen en geen koning, zoals tot op dat moment gebruikelijk was. Het zou interessant zijn om eens na te gaan in welk tempo dat proces van koning naar koningin verliep!
Wie wijst eens een oude tekst over bijen aan waarin het woord koningin voorkomt? Ik gok dat de oudste dateert uit de jaren ’40 van de achttiende eeuw. In 1738 had Herman Boerhaave namelijk het werk van Swammerdam uitgegeven onder de titel Bijbel der Natuure.
Groet,
Bart de Coo