Een kijkje achter de schermen
Elke imker/koninginnenteler is er mee vertrouwd, dat koningin en dar gelijke bijdragen leveren aan de erfelijke basis van de bij. Maar niet iedereen zal zich realiseren dat de erfelijkheid van eigenschappen ver teruggrijpt en dat er zoveel voorouders nog een rol in kunnen spelen (diversiteit). Het erfelijk materiaal wordt niet door de koningin en/of de dar zelf geproduceerd of ontwikkeld of uitgebreid. Nee, zij kunnen niets anders dan doorgeven wat zij ook weer gekregen hebben.
Duidelijk is dat de invloed van ver verwijderde voorouders steeds minder wordt. Duidelijk is ook dat in een bij de 50% erfeljke basis van de moeder nooit precies gelijk is aan de 50% erfelijke basis van de vader. Alleen wanneer dit mogelijk zou zijn, kan er van een homozygote bij gesproken worden. De reductiedeling bij de vorming van een eicel drijft echter de spot met alle wiskundige berekeningen, die een superbij zouden moeten leveren, de gefantaseerde homozygoot. Jammer, maar die bestaat echt niet. Gelukkig maar! Het streven daarna is uiteindelijk een doodlopende weg (maximaal verlies van diversiteit)!
Alles wat na de erfelijkheid nog een rol speelt zijn de milieuomstandigheden en dat is best nog heel wat. Denk maar eens aan de omstandigheden waaronder een nieuwe moer wordt opgetrokken b.v. uit zwermcellen, redcellen of teeltcellen of de situatie in pleeg- en bevruchtingsvolk(jes)en. Soms (vaak?) zijn deze milieuomstandigheden niet optimaal. Ook de huisvesting, drachtomstandigheden, verzorging, varroabehandeling en bedrijfsmethoden vallen hieronder.
Vele eigenschappen, die we graag zien of juist niet soms, houden verband met elkaar. Selektie is een langdurige zaak, welke men meestal in vele jaren uit moet drukken.
Informatie voor een specifieke erfelijke eigenschap in een cel wordt gedragen door een gen. De complete set genen van een organisme noemt men het genoom. De 20-25.000 genen van de honingbij liggen gekoppeld op de 32 chromosomen van de bij. Tussen de genen onderling bestaan interacties van 25.000 x 25.000 = minimaal al 625.000.000
Bovendien gebeurt het soms dat de samenwerking tussen twee eigenschappen negatief wordt beïnvloed, als de selectie op beide eigenschappen is gericht. De processen van de selectie werken niet direct in op het genotype, maar op bepaalde kenmerken van het fenotype. Daar nu een kenmerk niet door een enkele gen, maar meestal door vele genen wordt bepaald en genen dus polyfeen werken, worden hele gen- en kenmerkcomplexen door de selectie getroffen en soms zelfs ongunstige eigenschappen bevorderd, die met selectief gunstige gekoppeld zijn.
Conclusie: Waar zijn we eigenijk mee bezig???
!Piet
De genetische diversiteit van onze bijen
-
- Berichten: 2128
- Lid geworden op: za 18 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
- Contacteer:
- Tieme
- Berichten: 1970
- Lid geworden op: vr 12 aug 2005, 13:35
- Imker sinds: 2003
- Aantal volken: 25
- Bijenras(sen): Carnica (beebreed 55-2) en Buckfast
- Locatie: De Krim, Nederland
- Contacteer:
Re: De genetische diversiteit van onze bijen
Hallo Piet,
Waar zijn we mee bezig? We proberen vriendelijke bijen te houden die tegen ziekten kunnnen en honing halen.
Overigens is echte homozygotie bij bijen onmogelijk door de vereiste dat sexallelen verschillend moeten zijn om een vrouwelijke bij te krijgen. Een echt homozygote bij is een DAR.
Tieme
Waar zijn we mee bezig? We proberen vriendelijke bijen te houden die tegen ziekten kunnnen en honing halen.
Overigens is echte homozygotie bij bijen onmogelijk door de vereiste dat sexallelen verschillend moeten zijn om een vrouwelijke bij te krijgen. Een echt homozygote bij is een DAR.
Tieme
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Ahrefs [Bot] en 1 gast