
.
Uit de suggesties blijkt, dat na enige ervaring de waarnemingen op de bodemonderlegger een uitstekende indicatie geven van de toestand in de kast. De eerste prijs kan naar Gerard v.G; maar ook anderen zaten er dichtbij (Jaap, Peter, Bart); Roger heeft kennelijk nooit gebruik gemaakt van deze methode; hij vatte geestig en beknopt de missers goed samen met zijn "fanfare van honger (kast 1) en dorst (kast 2)
De grootste misverstanden gingen over
kast 2; toen ik in december de onderlegger bekeek, was het al duidelijk, dat het mis ging; de bezette straten ( aangegeven door de streep mul) beperkte zich tot één, geheel links in de kast. Om te zien of het volk nog in leven was, maakte ik de onderlegger schoon; er kwam geen nieuwe mul bij; alleen suikerkristallen over de gehele bodem verspreid; niet verwerkte suikerkristallen wijzen doorgaans op roverij; mijn conlusie: geen levend volk meer aanwezig en roofbijen waren bezig de aanwezige voorraden weg te halen. Even voelen op de dekplank: koud!. Volk terzijde gezet; gewacht tot de nog aanwezige rovers verdwenen waren en de kast afgesloten; bij inspectie: dode bijen op de bodem (paar honderd); cellen met wintervoer deels door rovers afgeknaagd en nog half vol versuikerde voorraden.[}:)]
Kast 1: De onderlegger ziet eruit, zoals je dat voor alle volken mag wensen half maart. Bij de inwintering zorgde ik voor het broednest onderin; de winervoorraad bevindt zich derhalve bovenin; de wintertros verplaatst zich van onder vóór (vlieggatzijde) naar achter boven. tijdens die tocht, worden de lege cellen (broed eruit; wintervoer er uit) grondig schoon gehouden; dat levert de mul op op de onderlegger; het aantal vol bezette ramen bijen laat zich aflezen aan het aantal straten dichte mul; 5 straten: minstens 6 ramen goed vol bijen;
In de loop van de winter zie je op de onderlegger ook de verplaatsing door de kast van vóór naar achter; als de mul tot geheel achteraan ligt, is het opletten geblazen: de bijen zijn door de voorraden heen. Hier in kast 1 zijn ze net begonnen aan de tweede helft van de kast: tot eind april nog voer genoeg! volk zit mooi in het midden. Er komt stuifmeel binnen: leggende moer! 15 à 20 Varroamijten (natuurlijke dood; volk is bij de inwintering niet behandeld): absoluut niet verontrustend! Geen verschrompelde harde dode zwar/witte larven: geen broedziekte en waarschijnlijk geen verschimmelde ramen. Afgaande op het verloop van deze winter en het binnenkomende stuifmeel (waarneming vliegplank) ga ik uit van een broednest over 4 ramen. Geen enkele reden deze kast open te maken vóór 1 april en beneden de 18 gradenC.
Eindconclusie met dank aan Roger voor de bondigheid:
Fanfare van leven (kast 1) en dood (kast 2).
Nu is er nog ruimte voor
bedenkingen tegen mijn analyse; niet alle ervaringen zijn gelijk!
.

het embleem symboliseert het bijenvolk in de koesterende warmte van haar nest; ontleent aan het ruit/driehoek symbool,dat in de Mararokkaanse weefkunst staat voor het bijenvolk.