hommels / voorkeurbloemen

Verwant aan honingbijen zijn talloze insecten. Veel imkers hebben er een speciaal oog voor ontwikkeld. Ook niet verwante insecten hebben vaak hun interesse.
Frans vanTongeren
Berichten: 2016
Lid geworden op: wo 29 nov 2000, 00:00
Locatie: Nederland

hommels / voorkeurbloemen

Bericht door Frans vanTongeren »

In TROUW van 03-01-'04 stond het volgende (Fr.: ingekorte) bericht:
Hommels houden van bloemen en omgekeerd
door HENK VAN HALM
-
Imkers noemen hun bijen bloemvast: als een honingbij een rijke nectarbron heeft gevonden, geeft ze dat met signalen door aan de andere werksters van haar volk. Binnen korte tijd vliegen die allemaal op die ene nectarbron, doorgaans een aantal bloemen van dezelfde soort, die dicht bij elkaar groeien. Op dezelfde plant bijvoorbeeld of op een akker.
Hommels vliegen van de ene bloem naar de andere, net wat ze op hun weg tegenkomen. Wat niet wil zeggen dat ze geen voorkeuren hebben. Bij een recent hommelonderzoek werd vastgesteld dat de zes in het hele land gewone hommelsoorten (aard-, akker-, weide-, steen-, boom- en tuinhommel) hoofdzakelijk werden gezien op bloemen die bekend staan om hun nectarrijkdom of die door hun bouw speciaal zijn ingesteld op hommelbezoek.
Planten die door waarnemers uit het hele land meer dan vijfhonderd keer werden genoemd, waren rhododendron, uiensoorten, framboos, braam, cotoneaster, vingerhoedskruid, smeerwortel, akelei, dovenetel, salie, lupine, kamperfoelie, verschillende ooievaarsbeksoorten en gele, oranje en rode klaprozen (de laatste alleen om het stuifmeel, omdat klaprozen geen nectar afscheiden). In het voorjaar (van 4 april tot 1 mei) werden vooral longkruid, rode ribes, vingerhoedskruid, smeerwortel en dovenetel bevlogen, in het midden van de zomer (augustus) vlinderstruik, zonnebloemen, tuinlobelia, reuzenbalsemien en stokroos.
Toptien
Bij alle zes hommelsoorten zaten vingerhoedskruid, rododendron en ooievaarsbekken in de toptien van bezochte bloemen, maar niet voor elke soort in dezelfde volgorde. Het bloembezoek wordt mede bepaald door de lengte van de tong, die van hommelsoort tot hommelsoort aanmerkelijk verschilt. De kortste tong (6 mm) hebben weide- en aardhommel. In bloemen met diepliggende nectar, waar ze met hun korte tong niet bij kunnen, breken ze in door aan de voet van de kroon of aan het einde van de spoor een gaatje te bijten. Dit diefgedrag vertonen hommels met een middelmatig lange tong minder vaak. Zulke hommels zijn steenhommel (tonglengte 8 mm) en akkerhommel (tonglengte 11 mm). De langste tong (14 mm) heeft de tuinhommel. Die kan nog op een normale manier bij nectar komen die voor de andere hommelsoorten onbereikbaar is. De tuinhommel pleegt nooit inbraak, hoewel haar kaken er sterk genoeg voor zijn.
De entomoloog A.D. Brian vergeleek de tonglengte van hommels met de kroonlengte van de bloemen die ze bezochten. Hij ontdekte dat de gemiddelde diepte van de bloembuis een paar millimeter minder was dan de tonglengte van de bezoekende hommels. Geen enkele hommel hoefde haar tong helemaal uit te steken om bij de nectar te komen. Brian veronderstelde dat het de hommel meer energie kostte als zij voortdurend haar tong tot de uiterste lengte moest uitsteken. De verhouding tussen moeite en opbrengst zou in dat geval minder gunstig zijn.
Plaats reactie

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 2 gasten