Een bijenvolk kent twee geslachten; vrouwelijk en mannelijk; het verschil is genetisch bepaald. Bij de vrouwelijke exemplaren treedt kaste-vorming op. De twee kasten (koningin en werksters) ontstaan door milieufactoren: in aanleg kunnen jonge larfjes nog beide kanten op; de aard en de hoeveelheid voedsel, gekoppeld aan de leeftijd van de larfjes én de voedsters, zijn bepalend voor de ontwikkeling van elk van beide.

Als je een moer wilt vinden, zal zij proberen te ontsnappen
door een opening in de raat; als die opening er niet is, zal zij
over de raamlatten moeten en valt zij beter op.
Bijen hebben een viertal klierparen. Twee van die paren zijn voor ons verhaal van belang.
Het zijn de 'voedersapklieren'