In de rubriek Algemeen onder het item "landbouwgif" plaatste ik een vertaling van de samenvatting van een lezing van een pure wetenschapper over zijn onderzoek naar neonicotinoiden op een gerenommeerd instituut van de Göthe-universiteit in Frankfurt. Ooit werkten ook Von Frisch en Ruttner op dat instituut. Ik woonde zijn lezing bij op de Apisticus Tage in Münster.
Hersenonderzoek bij honingbijen; de werking van Insecticiden.
Misschien kan de samenvatting een inzicht geven waarom het gaat.De samenvatting is van de professor zelf, die uiteraard met lichtbeelden en statistieken een boeiende toelichting gaf: Prof Grünewald (Biowetenschappen Götheuniv. Fr.f. am Main) ; Ik vertaalde voor jullie uit het Duits.
Bijen komen onherroepelijk tijdens haar foerageervluchten in aanraking met plantbeschermingsmiddelen. Veel insecticiden, die in de landbouw en in parken en particuliere tuinen worden gebruikt, kunnen de bijen beschadigen. Maar hoe groot zijn de gevaren voor onze bijenvolken? Hoe werken die insecticiden in op het organisme van de bijen? Talrijke onderzoeken geven een verwarrende verscheidenheid aan antwoorden en de resultaten spreken elkaar tegen . Ik bied u de wetenschappelijke uitgangspunten van deze problematiek.
Wat zijn insecticiden chemisch gezien? Veel insecticiden zijn chemische afstammelingen van natuurlijke plantenstoffen. De planten beschermen zich met deze stoffen tegen vraat door rupsen, kevers of runderen Een van de bekendste afweerstoffen waarover de plant kan beschikken is de nicotine van de tabaksplant. Het is een zeer sterk zenuwgif , dat slechts weinig dieren verdragen. Uit deze natuurstof ontwikkelen scheikundigen een nieuw soort stoffen, de neonicotinoiden, die heden ten dage wereldwijd in de landbouw worden ingezet ter bestrijding van schadelijke insecten. Evenals de meeste insecticiden werken deze neonicotinoiden op het zenuwstelsel van deze insecten. Zij blokkeren de verbindingen tussen de zenuwcellen en verhinderen aldus de overdracht van informatie naar de hersenen van het insect. Zo kun je ook in de hersenen van bijen de werking van deze neonicotinoiden waarnemen. In onze laboratoria onderzoeken wij de moleculaire invloed van thiaclopride, imidaclopride en clothianidine . Deze neonicotinoiden hebben alle een negatieve invloed op de functie van de zogenaamde nicotinereceptoren van de bijen en op die manier kunnen zij gedragsveranderingen veroorzaken. Deze gedragsveranderingen zijn pas na het toedienen van overdoses waarneembaar: de hoeveelheid stof moet minstens het 10-voudige van de normale dosis overschrijden.
Een van de invloeden van neonicotinoiden is het verzwakken van de verzamelacties van bijen. Bij gedragsexperimenten blijkt een nadelige invloed op te treden op het oriëntatievermogen van de haalbijen en na een uitgebreide haal-vlucht keren vele, na de toegediende insecticidenopname, verzwakt naar het volk terug. Bovendien worden bijen na toediening van clothianidine hyperactief en kunnen zij zich minutenlang niet meer gecoördineerd bewegen.
Deze invloeden op het gedrag van afzonderlijke bijen worden door verscheidene onderzoekers van meerdere instituten bevestigd. Het wekt evenwel verbazing dat deze effecten niet tot beschadigingen van het bijenvolk als geheel leiden. Wij hebben maandenlang volken uitsluitend met voedersiroop, waarin thiaclopride was opgenomen, gevoerd; de volken ontwikkelden zich precies zo goed als de controlevolken, die de siroop zonder deze stoffen kregen toegediend. Wij moeten in de toekomst nog onderzoeken hoe het gedrag van afzonderlijke bijen invloed heeft op het gedrag van het volk zelf.
Residuen van neonicotinoiden zijn eveneens in de honing aanwezig, zij het in zeer geringe mate. Wij kunnen daar niet omheen omdat onze bijenvolken massale drachten nodig hebben. In de meeste gevallen wegen de voordelen van een rijke oogst van nectar en pollen voor de bijen op tegen de mogelijke risico’s, die neonicotinoiden met zich meebrengen.
In de discussie na afloop van de boeiende lezing laat het zich raden, dat de professor zich niet liet verleiden tot een uitspraak over het al of niet moeten verbieden van de gewraakte neonicotinoiden; dit is een zaak van de politiek die een afweging moet maken.
Hij maakte wel duidelijk, dat het toedienen aan zaden of jonge planten minder belastend is dan het besproeien van volwassen planten. In het laatste geval is de dosis die de bij opneemt aanzienlijk groter.
