Mannenpraat ?
'n Imker uit Voorne en Putten, al jaren bij huis leraarvutter,
noemt zijn eigen vrouw en bijenkoningin mannetjesputter.
Dus: flinke, sterke vrouwen
waar hij op kan bouwen.
Zo praat iemand wiens bij- en koosnaam is : woord- en honinggrutter. Zj.
Zijn vrouw is het helemaal met hem eens, maar de buurvrouw niet.
De buurvrouw hanteert alleen 't woordenboek van Koenen uit 1948.
Daarin is 'n mannetjesputter nog alleen iemand van het mannelijk geslacht,
namelijk : sterke kerel,flinke man; knap in zijn vak. (woorden van Koenen Endepols).
De buurvrouw wil niks van het feminisme weten.
De vrouw van de Putter wel. Nog steeds draagt ze de beweging
die de maatschappelijke rechten van de vrouw tracht uit te breiden, een warm hart toe.
Zeker al vanaf 1992 mag je 'n flinke en|of vakbekwame vrouw óók
mannetjesputter noemen volgens Koenen. Dat heeft de vrouwenbeweging bewerkstelligt.
P.S. Mocht je in de huidige vogeltrektijd nog aan de praat komen met een
verwoed vogelspotter en je zegt terloops dat 'n mannetjesputter je thuis verwacht,
dan moet je niet raar opkijken als hij vraagt : " Een gestroopte of gekweekte ?"
want hij denkt alleen aan 'n mannetje Putter ofwel de Distelvink van het mannelijk
geslacht.
Samenvatting: 'n flinke bijenkoningin mag je rustig mannetjesputter noemen.
Inspiratiebron: De discussie over benamingen door de Overheden.
In het dagelijks spraakgebruik blijven de 'inboorlingen' van mijn dorp mij en iedereen
die er niet geboren is, 'import' noemen en 'vreemde'. Moet dat óók op de schop ?
Door de Volksverhuizing in de vierde eeuw na Chr. zijn we toch allemaal import ?
Dat geldt ook voor de bijen die al ver vóór onze jaartelling van elders kwamen.