bestaande uit geleerde KNNV-dames en heren,
wilde 'n monolectische metgezel van de monolectische Slangenkruidbie
met de naam Co-slangenkruidbij of Blauwbuikschuierbij vereren.
Co-slangenkruidbij stelde 'n nuchter lid voor, omdat door beide soorten
alleen op slangenkruid wordt gevlogen.
Maar andere - wat fijner besnaarde leden - waren enthousiast en dus
over de - met blauw stuifmeel bepoederde - buikschuier opgetogen.
Het kostte menig lid, door het vertwijfeld krabben
achter de oren, enkele grijsblauwe haren,
alvorens 'n kunstzinnig aangelegde boerin,
de uiteindelijke Nederlandse naam zou baren.
De boerin noemde dit wild bijtje Zwaluwbij
omdat ze in een hoop puin, die ze als haar rotstuin laat functioneren ,
deze bijensoort zwaluwnestvormige broednestjes ofwel broedcellen
van leem in holtes van kapotte stenen zag boetseren.
De naamgevingscommissie was blij verrast,
en was nog vaak op de boerderij te gast. Zjef
