Volgens sommigen zijn de Scutellata's geen partij voor haar Z.Afrikaanse buren de a.m. Capensis, die over pseudomoeren en een aantal Koekoeks-eigenschappen beschikken, waarmee de Killerbees uit te roeien zouden zijn.
Hennie,
In september 95 verscheen in het tijdschriftje van onze vereniging
volgend artikel over de invloed van A.m. capensis op A.m. scutellata.
mvg,
Hugo (de halve raszuivere bij)
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
KILLERBEES ZELF GEKILLED
Iedere imker heeft al gehoord van de oprukkende 'Killerbees' in Amerika. Zij stammen af van de Afrikaanse honingbijen (Apis m. scutellata), die op het einde van de vijftiger jaren ontsnapten uit laboratoria in Brazilië. Er werden in die tijd echter ook proeven gedaan met de Kaapse honingbij (Apis m. capensis). Indien deze bij ook had kunnen ontsnappen, zou de ramp voor de Amerikaanse imkerij nog veel groter geweest zijn.
De Zuid-Afrikaanse imkerij kampt momenteel met ernstige problemen, veroorzaakt door de Kaapse honingbij. Enkele kolonies met Kaapse bijen werden vanuit hun natuurlijk verspreidingsgebied (de Kaapprovincie) naar Transvaal gebracht. Dit is de streek waar de Afrikaanse bij (A. m. scutellata) leeft. Als gevolg van deze ingreep zijn bijna 75% van de Afrikaanse honingbij-kolonies verdwenen : de killerbees worden zelf ge-"killed" !. Tot nu zijn alle pogingen om dit probleem te verhelpen vruchteloos gebleken.
Toen het duidelijk werd dat capensis-bijen de scutellata-bijen doen uitsterven, werd door sommige imkers gesuggereerd om de killer-bees in Amerika te bestrijden met behulp van Kaapse bijen. Geen goed idee ! We weten nu dat het invoeren van capensis-bijen veel eerder zou leiden tot het verdwijnen van alle Europese honingbijen dan van de agressieve geafrikaniseerde bij.
Nu blijkt ook dat Amerika ontsnapt is aan een veel groter probleem dan dat van de killerbees. Op het einde van de vijftiger jaren werden immers samen met scutellata ook capensis-bijen naar Brazilië gebracht. Zij werden in volwaardige bijenkolonies ingevoerd om bestudeerd te worden. Als de capensis-bijen hadden kunnen ontsnappen zoals de scutellata-bijen, dan zou zich in Amerika hetzelfde scenario hebben kunnen afspelen als wat nu in Transvaal gebeurt : het verdwijnen van bijna heel de commerciële bijenpopulatie met slechts een geringe kans om terug normale bijenkolonies op te bouwen in de nabije toekomst. Geafrikaniseerde bijen zijn moeilijk te manipuleren, maar er zijn tenminste nog honingbijen !
Hoe verdringt de Kaapse bij de Afrikaanse honingbij ?
De donkergrijze Kaapse Honingbij (Apis m. capensis) is tamelijk rustig. Zij geeft goede honingoogsten en is goed bestand tegen lage temperaturen. Vanwege al deze goede eigenschappen heeft men voorgesteld om de Kaapse bij in te voeren op andere plaatsen in de wereld voor de commerciële honingproduktie (o.a. Israël, USA, Mauritius).
Deze bij heeft echter ook enkele zeer unieke eigenschappen als ze in een kolonie van een ander bijenras wordt geplaatst. Daardoor kan ze de Afrikaanse bij verdringen zoals bijvoorbeeld in Transvaal. Alle details van het overheersingsproces zijn nog niet gekend, maar het algemeen scenario verloopt als volgt :
Of een capensis-kolonie wordt in een bijenstal geplaatst die bevolkt is met scutellata-kolonies.
Of een zwerm Kaapse bijen vestigt zich in een bijenhal met Afrikaanse kolonies.
Of een scutellata-moer paart met capensis-darren en brengt op die manier capensis-genen in de bijenpopulatie. In dit laatste geval gedragen de nakomelingen zich juist hetzelfde als zuivere capensis-werksters.
Van zodra er capensis-werksters aanwezig zijn in een bijenhal, verzeilen zij al vlug in al de andere volken door vervlieging, zelfs al is het maar in zeer kleine aantallen. Waarschijnlijk zijn er maar een tiental Kaapse bijen nodig om een kolonie volledig te ontregelen. In het geval van hybride werksters, is het de moer zelf die voor de aanwezigheid van de (hybride) Kaapse werksters zorgt.
In een kolonie met een scutellata-moer is er een feremoon waardoor de capensis (of de hybride) werksters zowel chemisch als fysiologisch beginnen te veranderen : na korte tijd geven deze werksters koninginachtige feremonen af en ontwikkelen zij hun eierstokken.
Op de één of andere manier is de scutellata-moer in dergelijke kolonie altijd verloren : ofwel wordt ze afgemaakt door de capensis-bijen, ofwel wordt ze vervangen door de scutellata-bijen.
Soms proberen de scutellatas nog om moercellen op te trekken, maar die worden dan afgebroken door de capensis-werksters. De capensis-werksters nemen de voortplanting in de kolonie op zich : zij leggen eieren en brengen al het broed voort. Meestal zijn er geen scutellata-werksters die aan de leg gaan; zij behandelen de capensis-bijen als leggende werksters.
Omdat de capensis-werksters zich parthenogenetisch voortplanten, zal al het broed afkomstig van deze werksters vrouwelijk zijn. Zij produceren dus geen darren zoals leggende werksters van andere bijenrassen, maar zij brengen wel nieuwe capensiswerksters voort (of in sommige gevallen een nieuwe Kaapse moer). Aldus komt er meer en meer capensisbroed in de kolonie, en dus meer capensis-werksters, die op hun beurt capensis-werksters gaan voortbrengen. De kolonie verandert vlug in een capensis-kolonie.
Het probleem met deze leggende capensis-werksters is dat zij zich allemaal gedragen alsof zij echte koninginnen zijn. Bijna alle werksters gaan aan de leg en er wordt minder en minder aan bevoorrading gedaan. De kolonie verbruikt alle honing- en stuifmeelvoorraden. Na korte tijd zijn er duizenden en duizenden eieren in de kolonie (tot 50 eieren per cel), maar er worden geen nieuwe larven meer geboren omdat er geen stuifmeel meer is om al deze larven te voeden.
De kolonie wordt zwakker en zwakker en er blijven nog maar één of twee ramen bijen over. Dan gebeurt het volgende :
(a) er wordt een moer gekweekt en de kolonie wordt moergoed,
(b) het volk zwermt weg,
(c) het volk sterft uit.
In Zuid-Afrika komen de gevallen (b) en (c) het meeste voor. Heel het proces vanaf het indringen van de eerste capensis-bijen tot het uitsterven van de kolonie duurt 2 tot 6 maanden (voor Europese bijenrassen zelfs amper enkele weken).
Samengevat, Kaapse bijen zijn lieve diertjes, maar hou ze nooit samen met andere bijenrassen. Sinds dit probleem begon in 1990, zijn er minstens 75.000 commerciële scutellatavolken geëlimineerd door de capensis. En nog eens 54.000 ver-kaapste kolonies zijn afgeslacht om de verspreiding tegen te houden. Maar dat heeft niet veel geholpen en in Transvaal zitten de imkers nog steeds met dit grote probleem.
Mike Allsopp
Honeybee Research Division
Plant Protection Research Institute
p/bag X5017, Stellenbosch, 7599
South Africa
(vertaling H.T.)
Nobodies prefetc