Ik heb het gescand en omgezet naar tekst. Ik heb nog niet de tijd genomen om het zelf even door te lezen maar daar kom ik vanavond beslist nog aan toe.
groet,
Hennie
Kunnen Pseudoschorpioenen uit zuidafrikaanse bijenkasten onze varroa bestrijden?
Vorig jaar plaatste Dhr. Mark Hale, een Zuidafrikaanse imker, een bericht op bee-L (een internationale computer mailinglijst met bijna 1000 abonnees), waarin hij schreef dat wanneer hun bijenkasten meerdere dozijnen pseudoschorpioenen bevatten, de varroa mijten geen enkele problemen veroorzaakten. Varroamijten werden voor het eerst waargenomen in Zuid-Afrika in 1997, en daar waar voldoende pseudoschorpioenen aanwezig waren, waren verdere maatregelen niet noodzakelijk. Mijn directe reactie was dat onderzoekers zouden staan te springen om dit verhaal te onderzoeken, als pseudoschorpioenen inderdaad Varroa reguleerden, zouden zij misschien aan bijenkasten in andere landen kunnen worden geïntroduceerd.
Ik zag geen verdere berichten op bee-L, maar snel daarna werd varroa gesignaleerd in Nieuw Zeeland en op 11 April, plaatste ik een bericht om contact te leggen met de onderzoekers die aan Zuidafrikaanse pseudoschorpioenen werkten. Mark Hale antwoordde tot mijn verrassing dat ik de enige persoon was die had gereageerd. Voor zover hij het wist, had geen enkele onderzoeker het fenomeen onderzocht en niemand was ermee bezig. Hij schreef dat andere imkers hadden gerapporteerd dat zij ook de varroainvasie van de bijenkasten hadden opgemerkt, gevolgd door een vermeerdering van pseudoschorpioenen en een ogenschijnlijke verdwijning van varroa daarna. Mark stuurde een rapport op van een dergelijke ervaring die door M. Eddy Lear werd beschreven en die in April 2000 werd gepubliceerd in de 'Southern Beekeeping Newsletter'.
Sindsdien heb ik gepoogd om zoveel mogelijk gepubliceerde informatie te verkrijgen, en elke inspanning geleverd om onderzoekers op te sporen die eerste hand informatie kunnen verschaffen. Pseudoschorpioenen zijn kleine spinachtige schepselen met een paar schorpioenachtige tangen, maar de staart met stekel ontbreekt. Zij zijn ongeveer 2-6 mm lang, en er komen wereldwijd duizenden soorten voor, in Nieuw Zeeland leven minstens 70 soorten. De gebruikelijke leefomgeving is rottend plantaardig materiaal waar allerlei kleine griezelige schepselen zoals insectlarven, zilvervisjes en mijten tot prooi dienen. Nergens in de wereld doen de pseudoschorpioenen mensen kwaad. Pseudoschorpioenen zijn niet nauw verwant met echte schorpioenen en ze worden 'pseudo(betekenis:vals)-schorpioenen' genoemd wegens hun oppervlakkige gelijkenis met echte schorpioenen.
Verscheidene pseudoschorpioenensoorten zijn waargenomen in bijenkasten in Europa en Noord-Amerika, en één hiervan, Chelifer cancroides, komt in Nieuw Zeeland voor, maar in vogelnesten. Er zijn geen aanleidingen om aan te nemen dat in Europa deze pseudoschorpioen varroa eet, maar interessant genoeg, speculeren sommige rapporten uit de jaren '20 dat ze misschien acarinemijten aten. Ik heb verder niets omtrent deze speculatie kunnen vinden.
Rond de eeuwwisseling werden minstens twee andere pseudoschorpioensoorten waargenomen in Zuidafrikaanse bijenkasten. Één daarvan, Ellingsenius sculpturatus (Fig. 1), is wijdverspreid in Zuid-Afrika, en schijnt tussen de bijen te leven en hij verplaatst zich met hen door zich bij het zwermen aan haren etc. vast te klampen. Mark Hale heeft ook gezien dat de bijen de tussen hen levende pseudoschorpioenen negeerden. Een onderzoek startte ongeveer 80 jaar geleden, maar werd gestopt rond 1922 ten gevolge van de druk van andere plichten (Whyte 1922) en er werd niets meer gepubliceerd. Sedertdien is er voor zover Mark en ik heb kunnen bepalen, geen onderzoek meer geweest. Een tweede soort, E. fulleri, werd oorspronkelijk genoemd in de Kaap provincie, en is meer recent in Spanje, Mozambique, Cyprus en Iran aangetroffen, maar er zijn geen verdere gegevens en ik weet niets van rapporten over varroabestrijding in deze gebieden door pseudoschorpioenen.
De rapporten van imkers en onderzoeken door Mark en mijzelf hebben interesse gestimuleerd in de mogelijke interactie tussen pseudoschorpioenen en varroa, maar tot de dag van vandaag hebben wij nog geen Zuidafrikaanse onderzoekers gevonden die pseudoschorpioenen en varroa bestuderen. Het is duidelijk dat de ontdekking van de aanwezigheid van varroa en de rapporten van imkers zo recent zijn dat onderzoekers zich nog niet hebben voorbereid om de werkelijkheid van de situatie te onderzoeken. Nochtans doet de informatie ons vermoeden dat op zijn minst één soort pseudoschorpioen daar in bijenkasten leeft, waar het leefde van kleine schepselen zoals verscheidene soorten mijten, en kleine larven van wasmotten, vliegen en kevers. Toen varroa de zuidafrikaanse bijenkasten binnenviel, leek deze mijt een extra voedselbron voor de pseudoschorpioenen te worden.
De situatie is zodanig dat wij duidelijke waarnemingen van Zuidafrikaanse imkers hebben dat pseudoschorpioenen varroamijten eten en zo goed beheersen en dat er geen bestrijding meer wordt gebruikt, maar er is weinig bekend over deze pseudoschorpioenen, en er zijn geen lopende wetenschappelijke studies.
Op 4 mei schreef ik aan de Minister van Landbouw om te vragen of hij wilde dat ik deze mogelijkheid voor varroabestrijding na zou gaan. Op 8 mei antwoordde zijn privé secretaresse dat de kwestie binnen de portefeuille van de minister van BioVeiligheid viel(wat is "Biosecurity" voor ministerie), daarom werd mijn brief doorgestuurd naar Marian Hobbs. Er is nog geen reactie geweest.
Als wij moeten ontdekken of zuidafrikaanse pseudoschorpioenen werkelijk varroa bestrijden, dan is de de meest snelle manier om dit te doen het sturen van een onderzoeker. Wachtend op een reactie van Marian Hobbs, met de steun van de Nationale Vereniging imkers van Nieuw Zeeland en de 'imkers/landbouwersgroep' heb ik financiering van Agmardt aangevraagd om een paar weken in Zuid-Afrika door te brengen om gegevens ter plekke te verkrijgen.
Als varroa inderdaad wordt gegeten en er geen er geen schade wordt toegebracht aan honingsbijen, zou de volgende stap zijn om na te denken over de aanvraag bij ERMA (Environmental Risk Management Authority, (vertaald: Milieu risico beheer)) voor toestemming om pseudoschorpioenen in te voeren en voor verdere studie hier in Lincoln in quarantaine te houden. Hun levenscyclus zou moeten worden toegelicht, en ook hun interactie met onze bijensoorten die natuurlijk van de zuidafrikaanse verschillen. Als alles blijkt te zijn zoals we het willen, en toestemming wordt verkregen voor vrijlating, dan zou de volgende stap zijn de pseudoschorpioenen in bijenkasten los te laten. Een faciliteit voor het telen van pseudoschorpioen zou daarna opgericht kunnen worden om ze zo spoedig mogelijk beschikbaar te stellen aan alle bezoekers.
Als alles goed gaat zal onze varroa biologisch, zonder chemische producten, en zonder verdere kosten worden bestreden. Omdat de pseudo-schorpioenen de bijen "berijden", zouden zij van bijenkast naar bijenkast verspreiden, zo zouden zelfs de wilde kolonies op afgelegen plaatsen ze uiteindelijk hebben.
Een volledig onderzoeksprogramma, zoals hier geschetst, zou op verschillende niveaus in werking kunnen worden gesteld, maar een paar honderd duizend dollars jaarlijks gedurende verscheidene jaren zouden waarschijnlijk volstaan om het programma op een niveau in werking te stellen dat wezenlijke resultaten binnen een paar jaar zichtbaar zouden zijn.
Als een besluit wordt genomen om uitroeiing van varroa niet uit te voeren, of zelfs als de uitroeiing wordt gestart en mislukt, dan zal bestrijding met Apistan moeten starten en misschien andere methodes in werking gesteld. Aangezien pseudoschorpioenen beschikbaar kwamen, zou de chemische bestrijding geleidelijk kunnen worden uitgefaseerd. Als pseudoschorpioenen niet werken zoals we hopen dan, zal chemische bestrijding moeten worden voortgezet totdat andere varroa bestrijdingsmethodes worden ontwikkeld.
Bij dit scenario, zijn de kosten minimaal in vergelijking met het besteden van $55 miljoen aan een uitroeiingspoging die naar de mening van velen zal falen. Ook hoeven er geen bijenvolken te worden gedood, en als alles goed gaat, zullen we uiteindelijk terugkeren tot chemicali-vrije imkerij. Als de pseudoschorpioenen niet blijken te helpen, dan is alles wat we verloren hebben 10 tot 15 duizend dollar.
Een woord van voorzichtigheid: een pseudoschorpioen van een andere soort die leeft in bijenkolonies in Belgisch Kongo veroorzaakte de dood van een bij toen de twee samen in een ruimte werden opgesloten (Vachon 1954). De auteur benadrukte dat de situatie kunstmatig was, maar de observatie wijst op de behoefte om precies na te gaan hoe de wisselwerking is tussen pseudoschorpioenen en onze bijen alvorens wij overwegen ze los te laten.
Erkenning, dank:
De hulp van Mark Hale is van onschatbare waarde geweest, en hij verstrekte het grootste deel van de meest recente informatie over pseudoschorpioenen in Zuid-Afrika.
Referenties:
Hewitt, J. and Godfrey, R. 1929: South African pseudoscorpions of the genus Chelifer Geoffroy. Annals of the Natal Museum 6, 2: 305-336 + 12 plates. Lear, E. 2000: Some recent beekeeping observations. Southern Beekeeping Newsletter 2/00: 1 -4.
Vachon, M. 1954: Remarques sur un pseudoscorpion vivant dans les ruches d'abeille au Congo Beige Ellingsenius hendrickxi n. sp. Annales du Musee Royal du Congo Beige Tervuren 1: 284-287.
Whyte, R. 1922: The false scorpion. The Bee World July: 37.
Barry Donovan, Donovan Scientific Insect Research

De pseudoschorpioen Ellingsenius Sculpturatus uit een Zuidafrikaanse
bijenkorf (lengte ongeveer 6,5 mm) (van Hewitt en Godfrey, 1929).