Hoi imkers,
Willem bedankt voor je uitleg en bedankt ook uit welke bron deze figuur komt. Heb in de tussentijd dit boek even uit de kast gehaald en het betreffende stukje tekst even gelezen.
Willem, ook nog bedankt voor de Zwitserse link. Hoewel het een behoorlijk rapport is, heb ik niet alles gelezen maar wel de voor mij interessante stukken. Ik meende veel overeenkomsten te zien met een artikel dat eens in het Deutsches Bienen Journal heeft gestaan van Gerhard Liebig. Dat ging ook over de grootte van bijenvolken en de berekening van de gemiddelde levensduur van bijen.
Verder zag ik in het rapport nog een mooie overeenkomst met het onderzoek dat Lonne Gerritsen bij PPO bijen gedaan heeft. Zij onderzocht wanneer onder Nederlandse omstandigheden de winterbijen ontstaan.
http://documents.plant.wur.nl/ppo/bijen/vroeglaat.pdf
Blijkbaar ontstaan de winterbijen in Nederland in dezelfde periode als in Zwitserland zoals de bovenste figuur op pagina 11 aangeeft(midden september tot begin october).
In het Zwitserse rapport zag ik wel verschillen met hetgeen Broeder Adam over de Apis melifera melifera schrijft. Naar mijn idee zou het kunnen zijn dat hier het selectiedoel van de Zwitserse meliferavereniging een invloed heeft (?).
Hennie, ik kan het toch niet laten om nog even op jou stukje te reageren. Allereerst even het volgende:
Zonder ingrepen van de mens bestaan deze bijen niet en overleven deze bijen niet. Ik heb het over natuurvolken die zelfredzaam zijn in haar natuurlijke habitat.
De laatste jaren heb ik Buckfastvolken waarvan ik vrijwel zeker ben, dat deze volken ook zonder ingrepen van de mens in onze natuurlijke habitat zullen kunnen overleven. Dit zijn de zogenaamde oude Buckfastlijnen waarvan je naamgenoot Hennie Kroese er ook een aantal in bezit heeft gehad. Ik kan mij ook best voorstellen dat imkers met carnicabijen zijn en die dit lezen ook eenzelfde mening zijn toegedaan.
Iets eerder in je bijdrage haal jij hoofdstuk 5 van Ruttner's boek 'Naturgeschichte der Honigbiene' aan. In dat hoofdstuk haalt hij het onderzoek van Louvaux aan. Zoals al eerder geschreven heb ik het boek er ook bij gehaald en het stukje van Louvaux gelezen. De eind conclusie van Ruttner geef jij in jou stuk ook aan.
Dit onderzoek is niet het enige dat geschreven is over 'milieu-invloeden' en bijen. Ook Broeder Adam heeft er in het boek 'Breeding the Honeybee' over geschreven (ik maak er inderdaad geen geheim van wie mijn bijen-goeroe is!). Op pag. 12 van dat boek in het hoofdstuk 'Het leven van de bijen en aanpassing aan het milieu' schrijft hij o.a. het volgende:
'Door velen wordt aangenomen dat een bij die al een lange tijd in een bepaalde omgeving bestaan heeft en zich helemaal heeft aangepast aan de daar heersende condities zeker de geschikste bij voor die regio moet zijn. Het is inderdaad waar dat deze aangepaste bij in staat is om het meest slechte seizoen in die regio te overleven.
Vandaar dat, zoals de ervaring heeft geleerd, een ander ras bijen dat in die regio gebracht wordt, afkomstig uit een totaal verschillend milieu resultaten kan leveren die, gemiddeld, de resultaten van de lokale bij ver overtreffen.
Bijvoorbeeld de Cypriotische bij (Apis melifera cypria) is in staat om in Engeland veel beter te overwinteren dan de oude Engelse bij. Wij hebben nooit één volk Cypriotische bijen verloren als gevolg van het klimaat. Zelfs niet in de natste winters en het koudste voorjaar. En zelfs in zulke moeilijke omstandigheden als dan de tijd komt van de voorjaarsontwikkeling zijn deze Cypriotische bijen altijd koplopers. (tot zover citaat uit boek Broeder Adam)
Ik vind dit een heel, heel ander verhaal dan wat Ruttner/Louveaux schrijft. Maar dat is ook te verwachten omdat we met Ruttner en Broeder Adam twee tegenpolen aan het woord hebben. Het sterke van Broeder Adam vind ik altijd dat hij voorbeelden uit zijn eigen praktijk beschrijft (hij heeft het dus met zijn eigen ogen waargenomen), terwijl Ruttner het 'afdoet' met een beschrijving van een literatuurverwijzing.
(APENSTAART)piet!: Op jou stukjes kom ik later nog een keertje terug want het wordt mij anders veel te laat.
Groeten...................
Gerard Boswinkel