Vergilius: De Bijen (2)
-
- Berichten: 2016
- Lid geworden op: wo 29 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
Vergilius: De Bijen (2)
In het ARCHIEF van Verhalen, anecdotes en gedichten leest u onder
http://www.bijenhouden.nl/forum/topic.a ... OPIC_ID=57
het onderwerp: VERGILIUS: DE BIJEN
Nu bestaat er ook een PROZAVERTALING van het gedicht en dat zal ik u scannen (in etappes).
Het gedicht is vertaald door C.Van Zuylichem
Niet alles zal ik scannen; uiteindelijk is deze website een IMKERFORUM
(De cijfers geven de nummering van de dichtregels aan.)
*
1V '” DE BIJEN
(1)
Mijn werk besluitend, ga ik thans zingen van het hemelse geschenk van honing, in de vlucht vergaard. Schenk ook aan dit onderdeel uw aandacht, Maecenas ge zult in kleine dingen een bewonderenswaardig toneel gadeslaan.
(8)
Allereerst moet men voor de bijen een vaste woonplaats kiezen, waar winden geen toegang hebben (want de winden verhinderen het voedsel naar huis te brengen), waar geen schapen en dartele bokjes op de bloemen springen, en waar geen vaars, dwalend door de vlakte, de dauw van de planten schudt of het groeiende groen vertrapt. Verre van hun welvoorziene woningen houde men ook de schubbige, op de rug fraai getekende hagedissen, de bijenwolf en andere vogels, maar vooral *Procne, wier keeltje nog de sporen draagt van haar bloedige daad. Want die vogels vernielen alles in het rond, met de bek vangen ze de bijen in haar vlucht op en brengen ze zo als smakelijk voedsel aan hun vraatzuchtige jongen in het nest. Maar laten er stromende bronnen in de buurt zijn, wateren met boorden groen van mos, een ondiepe beek die snel door het gras vliedt, en een palm of een reusachtige wilde olijf om de toegang tot de korf schaduw te schenken, opdat, wanneer in de lente, hun seizoen, de nieuwe koningen voor het eerst de zwermen zullen aanvoeren, en de jeugdige bijen, de raten uitgevlogen, door de lucht dartelen, de nabije oever ze nodigt om de hitte te ontwijken, en de boom ze op haar tocht onder zijn gastvrij lover kan opnemen. Midden in het water, '˜t zij roerloos stilstaand dan wel stromend, werpe men in de dwarste wat wilgentakken of flinke keien als evenzovele vluchtheuvels, waarop de bijen zich kunnen neerzetten om de vleugels in de zomerzon uit te spreiden, wanneer de *Eurus ze tijdens '˜t toeven toevallig heeft natgespat of plots in het water heeft doen tuimelen. Rondom bloeide de groene lavendel, de wijd en zijd geurende wilde thijm en veel zwaar-riekend bonenkruid, en laten bedden viooltjes er het water drinken, dat hen besproeit.
-
*Procne:doodde haar zoontje Itys, omdat haar man, koning Tereus, haar zuster Philomene had mishandeld.Hierop werd zij in een zwaluw veranderd.
(Nog altijd heeft de zwaluw een rood keeltje.)
*Eurus: Z.O.-wind
(wordt vervolgd)
Bijgewerkt door - frans vantongeren op 07/04/2002 18:08:10
http://www.bijenhouden.nl/forum/topic.a ... OPIC_ID=57
het onderwerp: VERGILIUS: DE BIJEN
Nu bestaat er ook een PROZAVERTALING van het gedicht en dat zal ik u scannen (in etappes).
Het gedicht is vertaald door C.Van Zuylichem
Niet alles zal ik scannen; uiteindelijk is deze website een IMKERFORUM
(De cijfers geven de nummering van de dichtregels aan.)
*
1V '” DE BIJEN
(1)
Mijn werk besluitend, ga ik thans zingen van het hemelse geschenk van honing, in de vlucht vergaard. Schenk ook aan dit onderdeel uw aandacht, Maecenas ge zult in kleine dingen een bewonderenswaardig toneel gadeslaan.
(8)
Allereerst moet men voor de bijen een vaste woonplaats kiezen, waar winden geen toegang hebben (want de winden verhinderen het voedsel naar huis te brengen), waar geen schapen en dartele bokjes op de bloemen springen, en waar geen vaars, dwalend door de vlakte, de dauw van de planten schudt of het groeiende groen vertrapt. Verre van hun welvoorziene woningen houde men ook de schubbige, op de rug fraai getekende hagedissen, de bijenwolf en andere vogels, maar vooral *Procne, wier keeltje nog de sporen draagt van haar bloedige daad. Want die vogels vernielen alles in het rond, met de bek vangen ze de bijen in haar vlucht op en brengen ze zo als smakelijk voedsel aan hun vraatzuchtige jongen in het nest. Maar laten er stromende bronnen in de buurt zijn, wateren met boorden groen van mos, een ondiepe beek die snel door het gras vliedt, en een palm of een reusachtige wilde olijf om de toegang tot de korf schaduw te schenken, opdat, wanneer in de lente, hun seizoen, de nieuwe koningen voor het eerst de zwermen zullen aanvoeren, en de jeugdige bijen, de raten uitgevlogen, door de lucht dartelen, de nabije oever ze nodigt om de hitte te ontwijken, en de boom ze op haar tocht onder zijn gastvrij lover kan opnemen. Midden in het water, '˜t zij roerloos stilstaand dan wel stromend, werpe men in de dwarste wat wilgentakken of flinke keien als evenzovele vluchtheuvels, waarop de bijen zich kunnen neerzetten om de vleugels in de zomerzon uit te spreiden, wanneer de *Eurus ze tijdens '˜t toeven toevallig heeft natgespat of plots in het water heeft doen tuimelen. Rondom bloeide de groene lavendel, de wijd en zijd geurende wilde thijm en veel zwaar-riekend bonenkruid, en laten bedden viooltjes er het water drinken, dat hen besproeit.
-
*Procne:doodde haar zoontje Itys, omdat haar man, koning Tereus, haar zuster Philomene had mishandeld.Hierop werd zij in een zwaluw veranderd.
(Nog altijd heeft de zwaluw een rood keeltje.)
*Eurus: Z.O.-wind
(wordt vervolgd)
Bijgewerkt door - frans vantongeren op 07/04/2002 18:08:10
-
- Berichten: 2016
- Lid geworden op: wo 29 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
Re: Vergilius: De Bijen (2)
(33)
De korven zelf, hetzij dat ge ze gemaakt hebt van doorboorde schors, hetzij gevlochten uit taaie wilgetenen, moeten een nauwe toegang hebben. Want tengevolge van de winterse kou wordt de honing stijf, terwijl hitte hem te vloeibaar maakt; het één zo goed als het ander is voor de bijen te duchten: niet voor niets bestrijken ze in haar woning als om strijd fijne kieren met was, vullen ze openingen in de randen met mos en bloemen op, en bewaren ze speciaal voor dit doel een soort lijm, die taaier is dan hals en de pek van de *Phrygische Ida!
Dikwijls ook graven ze '” als men '˜t verhaal geloven mag - in de grond schuilhoeken uit om het daar warm te hebben, of heeft men ze in het binnenste van puimsteen, of in de holte van een half vergane boomstam aangetroffen. Ondanks dat moogt ge zelf niet vergeten, de kieren van haar woning met een dun laagje leem te bestrijken en er hier en daar wat loof op te werpen, om haar aldus aan alle kanten tegen kou te beschermen ; laat in de buurt echter geen taxis groeien, rooster er geen rode kreeften boven een vuurtje, vermijd een diep moeras, een plaats, waar uit het slijk een doordringende stank opstijgt, of waar holle rotsen weergalmen van een slag en de echo van uw stem hinderlijk wordt teruggekaatst.
(51)
Nu het volgende. Zodra de gulden zon de winter verdreven en de aarde ingejaagd heeft, en de hemel met zomers licht heeft ontsloten, dan zwermen ze terstond uit over berg en bos, zuigen de purperen bloemen uit en scheren in '˜t voorbijgaan licht langs de oppervlakte van het water. Van dat ogenblik af verzorgen ze met wonderbaarlijke tederheid het kroost en de korven, bouwen ze kunstig cellen uit was en maken ze de honing stroperig. Wanneer ge dan naar omhoog ziet en een zwerm ontwaart die de korf is uitgevlogen en die door de ijle lucht naar de sterren des hemels opstijgt, en wanneer ge dan met verbazing opmerkt, hoe ze als een donkere wolk op de adem van de wind meedrijven, let dan goed op: vast en zeker zoeken ze zoet water en een bladertak. Op die plaats moet ge de aangewezen geuren verspreiden, zoals die van fijngewreven bijenblad en van de onaanzienlijke wasbloem, daar moet ge gedruis maken en als voor *Cybele rondgaan, slaande op cymbalen: uit zichzelf zullen de bijen zich dan op het aldus klaargemaakte terrein neerzetten, en uit zichzelf ook zullen ze, op haar eigen wijze, haar intrek nemen in de korf.
-
*Phrygische Ida: Berg in Klein Azië
*Cybele:Priesters(Cureten) van Jupiter op Kreta.
Toen Jupiter voor zijn vader Kronos verborgen werd in de grot van Dicte, overstemden zij het kindergehuil met het rumoer van wapendansen.
(wordt vervolgd)
Edited by - frans vantongeren on 08/04/2002 11:19:24
De korven zelf, hetzij dat ge ze gemaakt hebt van doorboorde schors, hetzij gevlochten uit taaie wilgetenen, moeten een nauwe toegang hebben. Want tengevolge van de winterse kou wordt de honing stijf, terwijl hitte hem te vloeibaar maakt; het één zo goed als het ander is voor de bijen te duchten: niet voor niets bestrijken ze in haar woning als om strijd fijne kieren met was, vullen ze openingen in de randen met mos en bloemen op, en bewaren ze speciaal voor dit doel een soort lijm, die taaier is dan hals en de pek van de *Phrygische Ida!
Dikwijls ook graven ze '” als men '˜t verhaal geloven mag - in de grond schuilhoeken uit om het daar warm te hebben, of heeft men ze in het binnenste van puimsteen, of in de holte van een half vergane boomstam aangetroffen. Ondanks dat moogt ge zelf niet vergeten, de kieren van haar woning met een dun laagje leem te bestrijken en er hier en daar wat loof op te werpen, om haar aldus aan alle kanten tegen kou te beschermen ; laat in de buurt echter geen taxis groeien, rooster er geen rode kreeften boven een vuurtje, vermijd een diep moeras, een plaats, waar uit het slijk een doordringende stank opstijgt, of waar holle rotsen weergalmen van een slag en de echo van uw stem hinderlijk wordt teruggekaatst.
(51)
Nu het volgende. Zodra de gulden zon de winter verdreven en de aarde ingejaagd heeft, en de hemel met zomers licht heeft ontsloten, dan zwermen ze terstond uit over berg en bos, zuigen de purperen bloemen uit en scheren in '˜t voorbijgaan licht langs de oppervlakte van het water. Van dat ogenblik af verzorgen ze met wonderbaarlijke tederheid het kroost en de korven, bouwen ze kunstig cellen uit was en maken ze de honing stroperig. Wanneer ge dan naar omhoog ziet en een zwerm ontwaart die de korf is uitgevlogen en die door de ijle lucht naar de sterren des hemels opstijgt, en wanneer ge dan met verbazing opmerkt, hoe ze als een donkere wolk op de adem van de wind meedrijven, let dan goed op: vast en zeker zoeken ze zoet water en een bladertak. Op die plaats moet ge de aangewezen geuren verspreiden, zoals die van fijngewreven bijenblad en van de onaanzienlijke wasbloem, daar moet ge gedruis maken en als voor *Cybele rondgaan, slaande op cymbalen: uit zichzelf zullen de bijen zich dan op het aldus klaargemaakte terrein neerzetten, en uit zichzelf ook zullen ze, op haar eigen wijze, haar intrek nemen in de korf.
-
*Phrygische Ida: Berg in Klein Azië
*Cybele:Priesters(Cureten) van Jupiter op Kreta.
Toen Jupiter voor zijn vader Kronos verborgen werd in de grot van Dicte, overstemden zij het kindergehuil met het rumoer van wapendansen.
(wordt vervolgd)
Edited by - frans vantongeren on 08/04/2002 11:19:24
- Jelte Pieter Dijkstra
- Berichten: 5028
- Lid geworden op: ma 19 feb 2001, 00:00
- Imker sinds: 1998
- Aantal volken: 0
- Bijenras(sen): baastaard (mijn lievelingsbij), ca, bu
- Locatie: Belgie
- Contacteer:
Re: Vergilius: De Bijen (2)
Hallo taalhistoricus (F.v.T. uit J.),
boeiend om te lezen wat die Vergilius allemaal heeft geschreven. Hij bezat een aardige kennis van de natuur en impliciet van bijen.
Alleen heeft hij aan ons leken even vergeten om de wetenschappelijke namen van de volgende planten mee te delen: "fijngewreven bijenblad en van de onaanzienlijke wasbloem". Zou jij Vergilius' tekortkomingen recht kunnen zetten?
J.P.
P.S. Vergilius zou je dankbaar zijn!
*
Buongiorno Gullio-Pedro,
Vergilius leefde vóór Linnaeus, de wetenschapper!
Wie weet had hij zijn eigen plantennamen.
Maar.. ik ga voor jou op speurtocht.
(V. was wèl aan het mopperen over de schrijfwijze van zijn naam! Dat zag hij als een tekortkoming!)
*
Eigenlijk bedoel ik meer dat jij als taalhistoricus de teksten zo weet 'up te daten' dat wij leken weten om watvoor(historische)planten het gaat.
J.P.
*
Ik scan (met veel correctie) de vertaling van C.Van Zuylichem.
Via Ida Gerhard hoop ik andere plantennamen te kunnen noteren.
(en..was ik maar taalhistoricus!)
Edited by - frans vantongeren on 08/04/2002 18:01:53
boeiend om te lezen wat die Vergilius allemaal heeft geschreven. Hij bezat een aardige kennis van de natuur en impliciet van bijen.
Alleen heeft hij aan ons leken even vergeten om de wetenschappelijke namen van de volgende planten mee te delen: "fijngewreven bijenblad en van de onaanzienlijke wasbloem". Zou jij Vergilius' tekortkomingen recht kunnen zetten?
J.P.
P.S. Vergilius zou je dankbaar zijn!
*
Buongiorno Gullio-Pedro,
Vergilius leefde vóór Linnaeus, de wetenschapper!
Wie weet had hij zijn eigen plantennamen.
Maar.. ik ga voor jou op speurtocht.
(V. was wèl aan het mopperen over de schrijfwijze van zijn naam! Dat zag hij als een tekortkoming!)
*
Eigenlijk bedoel ik meer dat jij als taalhistoricus de teksten zo weet 'up te daten' dat wij leken weten om watvoor(historische)planten het gaat.
J.P.
*
Ik scan (met veel correctie) de vertaling van C.Van Zuylichem.
Via Ida Gerhard hoop ik andere plantennamen te kunnen noteren.
(en..was ik maar taalhistoricus!)
Edited by - frans vantongeren on 08/04/2002 18:01:53
- Oude Essink
- Erelid
- Berichten: 3562
- Lid geworden op: za 18 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
- Contacteer:
Re: Vergilius: De Bijen (2)
Vergilius is een dichter uit de tijd van Augustus. Toen Augustus eindelijk aan de burgeroorlogen een einde kon maken, wilde hij de verkwikkingen van het landleven promoten en klopte daartoe aan bij Vergilius. Deze kopieerde alles wat allerlei wetenschappers uit de Griekse oudheid ( vooral Aristoteles) te vertellen hadden over bijen en maakte daar zijn leerdicht over. Of Vergilius ooit een bij heeft gezien is zeer de vraag. Geen enkele concrete conclusies trekken derhalve over wat hij allemaal te berde brengt; ook planten e.d.die hij beschrijft zijn ofwel uit Griekenland van de 5e eeuw voor Chr. ofwel uit Vergilius' tijd ( 1e eeuw na Chr.).
Ida Gerhardt is een dichteres met heilige eerbied voor Vergilius en de rest kun je raden. Prachtige gedichten, de moeite van het lezen waard; maar over bijen en bloemen zul je er niet veel wetenswaardig tegen komen (tenzij historisch).
hennie oes
*
Hennie, is jouw inbreng 'wetenswaardig'?
Publius Vergilius Maro werd op 15 okt. van het jaar 70 voor Chr. geboren in het dorp Andus in Noord-Italië. Hij stierf in het jaar 19 voor Christus.
Ik trek dus maar geen conclusies uit alles wat je te berde brengt (zoals je zelf op-pent).
Ave!
*
Frans, misschien wil je het achterwege laten op mijn stukjes in te breken.
Via de "citaat" wijzer kun je toch gewoon de gewraakte passage aanwijzen en een correctie suggeren of toelichting vragen! Nu gooi je mijn hele verhaaltje weg terwijl je alleen valt over mijn: (na Christus).
Eerste eeuw voor of na christus doet aan de teneur van mijn opmerking niets af: het gedicht van Vergilius is geen handleiding voor bijentelers. Vergilius stierf vóór Christus, zijn werk speelt (gezien de vermenigvuldigingstechnieken in die tijd ) na Christus; In de globale geschiedschrijving is de eerste eeuw voor Christus die van de Burgeroorlogen; sprekend over de vredestijd van Augustus hebben wij het over de tijd na Christus; maar wat doet dat geneuzel er allemaal toe ( als Vergilius het over planten heeft, kan dat hoogstens vóór het jaar20 voor Chr. gedateerd zijn, oké): Vergilius leefde in zijn werk in de Augustustijd en hij schreef een gedicht over het boerenleven, waaronder een hoofdstukje over bijen, dat niets met een handboek over bijenteelt van doen heeft; hetzelfde geldt voor Ida G.; dat is wat ik wilde zeggen; de rest hoort niet op het forum thuis maar in een Romeinse litteratuurgeschiedenis.
De wetenswaardigheid van mijn stukje is gelegen in de toelichting en context die ik geef bij jouw tekst van de Vergiliusvertaling (hetgeen ik overigens waardeer; maar je moet het even toelichten om misverstanden te voorkomen).
n.b. Het geboortedorp van Vergilius is Andes.
hennie oes
*
Beste Hennie,
volgens mij brak jij in mijn stukjes in en niet andersom!
Bovendien staat in de inleiding dat ik voor het imkerforum slechts die stukjes zal scannen die over bijen gaan.
Bovendien lijkt het me dat je de uiteenzetting over 'Imkeren in de Middeleeuwen' niet hebt doorgelezen. Daar al schreef ik over Vergilius.
Als De Dichter is uitgeschreven (in proza), volgt er nog een toelichting van Van Zuylichem over het boek Georgica!
Maak je geen zorgen over misverstanden Hennie; wacht rustig af! Ik zal ze gaan voorkomen!
(Je hebt gelijk; het dorpje heet Andes; dus een mens moet gewoon toegeven als hij/zij een misser maakt)
Edited by - frans vantongeren on 10/04/2002 13:41:59
Ida Gerhardt is een dichteres met heilige eerbied voor Vergilius en de rest kun je raden. Prachtige gedichten, de moeite van het lezen waard; maar over bijen en bloemen zul je er niet veel wetenswaardig tegen komen (tenzij historisch).
hennie oes
*
Hennie, is jouw inbreng 'wetenswaardig'?
Publius Vergilius Maro werd op 15 okt. van het jaar 70 voor Chr. geboren in het dorp Andus in Noord-Italië. Hij stierf in het jaar 19 voor Christus.
Ik trek dus maar geen conclusies uit alles wat je te berde brengt (zoals je zelf op-pent).
Ave!
*
Frans, misschien wil je het achterwege laten op mijn stukjes in te breken.
Via de "citaat" wijzer kun je toch gewoon de gewraakte passage aanwijzen en een correctie suggeren of toelichting vragen! Nu gooi je mijn hele verhaaltje weg terwijl je alleen valt over mijn: (na Christus).
Eerste eeuw voor of na christus doet aan de teneur van mijn opmerking niets af: het gedicht van Vergilius is geen handleiding voor bijentelers. Vergilius stierf vóór Christus, zijn werk speelt (gezien de vermenigvuldigingstechnieken in die tijd ) na Christus; In de globale geschiedschrijving is de eerste eeuw voor Christus die van de Burgeroorlogen; sprekend over de vredestijd van Augustus hebben wij het over de tijd na Christus; maar wat doet dat geneuzel er allemaal toe ( als Vergilius het over planten heeft, kan dat hoogstens vóór het jaar20 voor Chr. gedateerd zijn, oké): Vergilius leefde in zijn werk in de Augustustijd en hij schreef een gedicht over het boerenleven, waaronder een hoofdstukje over bijen, dat niets met een handboek over bijenteelt van doen heeft; hetzelfde geldt voor Ida G.; dat is wat ik wilde zeggen; de rest hoort niet op het forum thuis maar in een Romeinse litteratuurgeschiedenis.
De wetenswaardigheid van mijn stukje is gelegen in de toelichting en context die ik geef bij jouw tekst van de Vergiliusvertaling (hetgeen ik overigens waardeer; maar je moet het even toelichten om misverstanden te voorkomen).
n.b. Het geboortedorp van Vergilius is Andes.
hennie oes

*
Beste Hennie,
volgens mij brak jij in mijn stukjes in en niet andersom!
Bovendien staat in de inleiding dat ik voor het imkerforum slechts die stukjes zal scannen die over bijen gaan.
Bovendien lijkt het me dat je de uiteenzetting over 'Imkeren in de Middeleeuwen' niet hebt doorgelezen. Daar al schreef ik over Vergilius.
Als De Dichter is uitgeschreven (in proza), volgt er nog een toelichting van Van Zuylichem over het boek Georgica!
Maak je geen zorgen over misverstanden Hennie; wacht rustig af! Ik zal ze gaan voorkomen!
(Je hebt gelijk; het dorpje heet Andes; dus een mens moet gewoon toegeven als hij/zij een misser maakt)
Edited by - frans vantongeren on 10/04/2002 13:41:59
-
- Berichten: 2016
- Lid geworden op: wo 29 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
Re: Vergilius: De Bijen (2)
(67)
Maar wanneer ze ten strijde uitvliegen - want dikwijs zijn er twee koningen ; tweedracht maakt zich dan van de bijen meester, en een hevige onrust is het gevolg; lang van te voren reeds kunt ge direct al merken dat het bijenvolk opgewonden is, dat ze popelen van strijdlust ; op barse toon spoort dan een geluid als van de hese krijgstrompet de achterblijvers aan, en men hoort een leven als van korte afgebroken stoten op klaroenen ; onrustig verzamelen ze zich, trillen met de vleugels, scherpen met de bek de angels, spannen de spieren, scharen zich in dichte drommen om de koning, vlak voor zijn hoofdkwartier en dagen met luid gegons de vijand uit; wanneer dan de voorjaarslucht helder, de hemel onbewolkt is, stormen ze de poorten uit, beginnen de strijd ; in de hoge lucht weerklinkt doordringend gezoem, in dichte drommen storten ze zich als één klomp op elkaar, en vallen dood ter aarde, zó dicht, als uit de lucht zelfs de hagel niet valt, noch uit de boom de eikels rollen bij '˜t schudden van de stam!
De koningen, midden in de strijd en kenbaar aan de vleugels, tonen in het kleine lijf grote geestkracht te bezitten, vastbesloten als zij zijn om niet te wijken alvorens de overwinnende partij, welke dat ook zijn moge, de andere onweerstaanbaar op de vlucht gedreven heeft '” die opwinding, die vreselijke gevechten komen tot bedaren, worden onderdrukt, door er een handjevol stof tussen te werpen... Maar wanneer ge aldus beide koningen de strijd hebt doen staken, breng dan die ter dood, die de zwakste gebleken is, opdat hij niet overtollig worde en tot schade zij: laat de sterkste alleen heersen in zijn paleis. De één (er zijn immers twee soorten) zal over heel het lijf schitteren van gouden vlekken ; deze, de beste tevens, onderscheidt zich door zijn voorkomen en schittert met rossige schubben ; de andere daarentegen ziet er van ledigheid verwaarloosd uit en zeult zijn brede bulk roemloos met zich mede.
Evenals het voorkomen der koningen is ook dat der werkbijen verschillend. Sommigen zijn ruig en vies, een reiziger gelijk, die na een tocht door '˜t mulle zand uitgeput uit droge mond wat speeksel op de grond morst; anderen blinken en schitteren, het lichaam gelijkmatig overdekt met glanzend-gouden stippen. Deze laatste soort is de beste: dank zij haar zult ge in het daartoe bestemde jaargetijde zoete honing uit de raten persen, honing, waarvan de zuiverheid zelfs de zoetheid nog overtreft, en die bestemd is om de smaak van al te wrange wijn te verzachten.
(wordt vervolgd)
(Fr.: volgens mij lijkt Rudolf Steiner door Verg. geïnspireerd te zijn; ook hij wist 'ongelofelijke' verhalen te vertellen!)
Maar wanneer ze ten strijde uitvliegen - want dikwijs zijn er twee koningen ; tweedracht maakt zich dan van de bijen meester, en een hevige onrust is het gevolg; lang van te voren reeds kunt ge direct al merken dat het bijenvolk opgewonden is, dat ze popelen van strijdlust ; op barse toon spoort dan een geluid als van de hese krijgstrompet de achterblijvers aan, en men hoort een leven als van korte afgebroken stoten op klaroenen ; onrustig verzamelen ze zich, trillen met de vleugels, scherpen met de bek de angels, spannen de spieren, scharen zich in dichte drommen om de koning, vlak voor zijn hoofdkwartier en dagen met luid gegons de vijand uit; wanneer dan de voorjaarslucht helder, de hemel onbewolkt is, stormen ze de poorten uit, beginnen de strijd ; in de hoge lucht weerklinkt doordringend gezoem, in dichte drommen storten ze zich als één klomp op elkaar, en vallen dood ter aarde, zó dicht, als uit de lucht zelfs de hagel niet valt, noch uit de boom de eikels rollen bij '˜t schudden van de stam!
De koningen, midden in de strijd en kenbaar aan de vleugels, tonen in het kleine lijf grote geestkracht te bezitten, vastbesloten als zij zijn om niet te wijken alvorens de overwinnende partij, welke dat ook zijn moge, de andere onweerstaanbaar op de vlucht gedreven heeft '” die opwinding, die vreselijke gevechten komen tot bedaren, worden onderdrukt, door er een handjevol stof tussen te werpen... Maar wanneer ge aldus beide koningen de strijd hebt doen staken, breng dan die ter dood, die de zwakste gebleken is, opdat hij niet overtollig worde en tot schade zij: laat de sterkste alleen heersen in zijn paleis. De één (er zijn immers twee soorten) zal over heel het lijf schitteren van gouden vlekken ; deze, de beste tevens, onderscheidt zich door zijn voorkomen en schittert met rossige schubben ; de andere daarentegen ziet er van ledigheid verwaarloosd uit en zeult zijn brede bulk roemloos met zich mede.
Evenals het voorkomen der koningen is ook dat der werkbijen verschillend. Sommigen zijn ruig en vies, een reiziger gelijk, die na een tocht door '˜t mulle zand uitgeput uit droge mond wat speeksel op de grond morst; anderen blinken en schitteren, het lichaam gelijkmatig overdekt met glanzend-gouden stippen. Deze laatste soort is de beste: dank zij haar zult ge in het daartoe bestemde jaargetijde zoete honing uit de raten persen, honing, waarvan de zuiverheid zelfs de zoetheid nog overtreft, en die bestemd is om de smaak van al te wrange wijn te verzachten.
(wordt vervolgd)
(Fr.: volgens mij lijkt Rudolf Steiner door Verg. geïnspireerd te zijn; ook hij wist 'ongelofelijke' verhalen te vertellen!)
-
- Berichten: 2016
- Lid geworden op: wo 29 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
Re: Vergilius: De Bijen (2)
(103)
Maar wanneer ze in zwermen, zonder bepaald doel, uitvliegen en zó maar door de lucht dartelen, de raten verwaarlozen en de korven verlaten, zodat deze koud worden, maak dan aan dit nutteloze spel en aan die wispelturigheid een einde. Het is niet moeilijk dat te doen: trek de koning de vleugels uit; wanneer hij achterblijft zal geen der bijen de tocht omhoog durven ondernemen of ijlings uit bet kamp verdwijnen
[109]
Laten tuinen, geurend van blonde bloemen, de bijen aantrekken en laat *Priapus, vereerd aan de Hellespont, die met zijn wilgenhouten snoeimes tegen dieven en vogels waakt, haar onder zijn hoede nemen. Laat de imker zelf, wiens taak dat is, thijm en sneeuwbalheesters uit het hoge gebergte halen en rondom de korven planten; laat hij met hard werken zijn handen stalen, de vruchtbare planten in de grond zetten en ze met water, de vriend van al het gewas, besproeien.
(116)
Maar ik zou, als ik niet reeds, bijna aan het einde van mijn werk, mijn zeilen reefde en mij haastte op land aan te sturen, wellicht óók nog zingen van hoe men de tuinen rijk en welig maakt, van de twee maal '˜s jaars bloeiende rozentuinen van *Paestum, van hoe de andijvie welig tiert aan de borden van het beekje, waaruit hij drinkt, van oevers groen van selderij, en van hoe de gekromde komkommer in het gras langzaamaan een buikje begint te krijgen; dan zou ik ook de laatbloeiende narcis niet vergeten, noch de buigzame berenklauw met zijn taaie stengel, de bleke klimop en de myrte, die de oevers mint. Want 1k herinner mij, aan de voet van de muren van *Eubalos' burcht, waar de donkere *Galaesus de rijpende velden besproeit, een oude man uit *Corycus gezien te hebben, die een paar bunders land bezat, dat niemand wilde hebben, omdat het niet met vrucht als bouwland door stieren kon worden bewerkt, noch bruikbaar was voor veeteelt of geschikt voor wijnbouw. Maar hij plantte wijduitéén binnen de doornhagen groente, een border witte lelies, ijzerkruid en smakelijke papaver, was in zijn geest als een koning zo rijk en belaadde, wanneer hij des avonds laat huiswaarts keerde, zijn tafel met spijzen, die hij niet had hoeven kopen. Hij was de eerste die in de lente rozen, in de herfst vruchten plukte, en terwijl de strenge winter de rotsen nog door zijn kou deed splijten en met zijn ijs de stroom der rivieren nog beteugelde, dan snoeide hij reeds de beweeglijke stengels van de blauwe iris, mopperend dat de zomer weer zo laat was en dat de zoele winden uitbleven. Daarom was hij ook de eerste, die overvloed had van moederbijen, die een grote zwerm bezat en schuimende honing uit de raten perste. Overrijk was zijn iandje aan linden en sneeuwbalheesters, en zoveel als de vruchtbare boom in lentebloesem had beloofd, zoveel droeg hij in het najaar aan rijp ooft. Ook verplantte de man de al volgroeide olmen op een rij, de harde perelaars, de sleedoorn, waarop reeds pruimen groeiden, en de plataan, die schaduw geeft bij '˜t drinkgeiag. Maar aan dit alles ga ik uit plaatsgebrek voorbij en laat het anderen na mij ter behandeling over
-
*Paestum: stad in Lucanië, beroemd om zijn rozentuinen
*Priapus: God van de vruchtbaarheid der velden; meestal afgebeeld met een wilgenhouten snoeimes
*Eubalos' burcht: Tarente, gesticht door koning Oebalos
*Galaesus: rivier in Zuid-Italië
*Corycus: stad in Klein-Azië
(wordt vervolgd)
Edited by - frans vantongeren on 10/04/2002 13:09:26
Maar wanneer ze in zwermen, zonder bepaald doel, uitvliegen en zó maar door de lucht dartelen, de raten verwaarlozen en de korven verlaten, zodat deze koud worden, maak dan aan dit nutteloze spel en aan die wispelturigheid een einde. Het is niet moeilijk dat te doen: trek de koning de vleugels uit; wanneer hij achterblijft zal geen der bijen de tocht omhoog durven ondernemen of ijlings uit bet kamp verdwijnen
[109]
Laten tuinen, geurend van blonde bloemen, de bijen aantrekken en laat *Priapus, vereerd aan de Hellespont, die met zijn wilgenhouten snoeimes tegen dieven en vogels waakt, haar onder zijn hoede nemen. Laat de imker zelf, wiens taak dat is, thijm en sneeuwbalheesters uit het hoge gebergte halen en rondom de korven planten; laat hij met hard werken zijn handen stalen, de vruchtbare planten in de grond zetten en ze met water, de vriend van al het gewas, besproeien.
(116)
Maar ik zou, als ik niet reeds, bijna aan het einde van mijn werk, mijn zeilen reefde en mij haastte op land aan te sturen, wellicht óók nog zingen van hoe men de tuinen rijk en welig maakt, van de twee maal '˜s jaars bloeiende rozentuinen van *Paestum, van hoe de andijvie welig tiert aan de borden van het beekje, waaruit hij drinkt, van oevers groen van selderij, en van hoe de gekromde komkommer in het gras langzaamaan een buikje begint te krijgen; dan zou ik ook de laatbloeiende narcis niet vergeten, noch de buigzame berenklauw met zijn taaie stengel, de bleke klimop en de myrte, die de oevers mint. Want 1k herinner mij, aan de voet van de muren van *Eubalos' burcht, waar de donkere *Galaesus de rijpende velden besproeit, een oude man uit *Corycus gezien te hebben, die een paar bunders land bezat, dat niemand wilde hebben, omdat het niet met vrucht als bouwland door stieren kon worden bewerkt, noch bruikbaar was voor veeteelt of geschikt voor wijnbouw. Maar hij plantte wijduitéén binnen de doornhagen groente, een border witte lelies, ijzerkruid en smakelijke papaver, was in zijn geest als een koning zo rijk en belaadde, wanneer hij des avonds laat huiswaarts keerde, zijn tafel met spijzen, die hij niet had hoeven kopen. Hij was de eerste die in de lente rozen, in de herfst vruchten plukte, en terwijl de strenge winter de rotsen nog door zijn kou deed splijten en met zijn ijs de stroom der rivieren nog beteugelde, dan snoeide hij reeds de beweeglijke stengels van de blauwe iris, mopperend dat de zomer weer zo laat was en dat de zoele winden uitbleven. Daarom was hij ook de eerste, die overvloed had van moederbijen, die een grote zwerm bezat en schuimende honing uit de raten perste. Overrijk was zijn iandje aan linden en sneeuwbalheesters, en zoveel als de vruchtbare boom in lentebloesem had beloofd, zoveel droeg hij in het najaar aan rijp ooft. Ook verplantte de man de al volgroeide olmen op een rij, de harde perelaars, de sleedoorn, waarop reeds pruimen groeiden, en de plataan, die schaduw geeft bij '˜t drinkgeiag. Maar aan dit alles ga ik uit plaatsgebrek voorbij en laat het anderen na mij ter behandeling over
-
*Paestum: stad in Lucanië, beroemd om zijn rozentuinen
*Priapus: God van de vruchtbaarheid der velden; meestal afgebeeld met een wilgenhouten snoeimes
*Eubalos' burcht: Tarente, gesticht door koning Oebalos
*Galaesus: rivier in Zuid-Italië
*Corycus: stad in Klein-Azië
(wordt vervolgd)
Edited by - frans vantongeren on 10/04/2002 13:09:26
-
- Berichten: 2016
- Lid geworden op: wo 29 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
Re: Vergilius: De Bijen (2)
(149)
Nu zal ik vertellen welke aard Jupiter zelf de bijen heeft toebedeeld, en tegen welke beloning ze de schelle klanken en de ketelmuziek der Cureten gevolgd zijn en de heerser des hemels in de grot van Dicte hebben gevoed.
Als enige diersoort hebben ze alle jongen gemeenschappelijk, delen ze in de korven de woningen en brengen ze, geleid door strenge wetten, haar leven door; als enigen ook kennen ze een vaderland en vaste woonsteden, zwoegen ze in de zomer, gedachtig aan de winter die komen gaat, en slaan ze de voorraad ten algemene nutte op.
Want sommigen bewaken de leeftocht en werken volgens afspraak op het veld;
een deel legt binnen de wanden van de korf het kleverig sap van de narcis en taaie lijm uit boomschors als eerste grondslag voor de raten; daarna bouwen ze van boven naar beneden de wassen cellen. Anderen brengen de volwassen geworden Jongen, de hoop van het volk, naar buiten;
weer anderen hopen de zeer zuivere honing op en doen de cellen uitpuilen van de vloeibare nectar.
Er zijn er, aan wie het lot de wacht bij de ingang heeft toebedeeld ; om beurten spieden ze de hemel af, of '˜t regenen gaat, of er wolken komen opzetten ; van aankomers nemen ze de lasten in ontvangst of weren in gesloten gelid de darren, die troep luilakken, van het broed. Het werk is in volle gang, en de geurende honing ruikt naar de thijm. En zoals de *Cyclopen zicb beijveren om uit taaie ijzermassa's bliksems te smeden sommigen voeren met blaasbalgen van stierenhuid lucht toe en af, anderen dopen het staal in een koelbak, dat het sist; de grot kreunt onder het gewicht der aambeelden ; maar zij heffen om beurten op de maat de armen kracbtig op en draaien met een stevige tang bet ijzer om, '”precies zó (als ik klein met groot mag vergelijken!) drijft een ingeboren begeerte tot bezit *Cecrops' bijen aan, elk op haar eigen arbeidsterrein de ouden hebben de zorg voor de korf, voor het verstevigen van de raten en het verfraaien van de cellen ; maar de jongeren keren diep in de nacht vermoeid terug, ónder de thijm ; overal op haar weg zuigen ze de aardbeziebomen uit, de blauwgroene wilgen, lavendel, de rosse crocus, de bladerrijke linde en de donkere berenklauw.
Allen rusten tegelijk van het werken uit, tegelijk gaan ze ook weer aan de slag: '˜s ochtends vroeg vliegen ze de poorten uit; nergens toeven ze, en eerst wanneer de avond tenslotte gemaand heeft met het weiden op te houden en het veld te verlaten, eerst dan keren ze huiswaarts en gunnen ze zicb ontspanning. Dan klinkt er gezoem op en gonzen ze langs de randen en bij de ingang van de korf. Vervolgens echter, wanneer ze zich in '˜t slaapvertrek te rusten hebben gelegd, valt een nachtelijke stilte in en maakt zich een diepe, welverdiende slaap van haar vermoeide ledematen meester.
Maar wanneer er regen dreigt, verwijderen ze zich niet ver van de korven, noch hebben ze het op de lucht begrepen bij het naderen van stormen; dan halen ze water, veilig-dicht onder de muren van de bijenstad, dan ondernemen ze slechts korte vluchten en nemen vaak kiezelsteentjes mee omhoog, waarmee ze zich in de ijle wolken in evenwicht houden '” juist zoals wankele bootjes ballast meevoeren wanneer de golven ze heen en weer slingeren.
Dikwijls ook stoten ze op zwerftochten haar vleugels op de harde rotsen stuk, ja, soms bezwijken ze zelfs onder de last die ze dragen: zó groot is haar liefde tot de bloemen, zó begerig zijn ze naar de roem, honing voort te brengen!
-
*Cyclopen:eenogige reuzen, die in de berg Aetna bliksems voor Jupiter smeedden
*Cecrops: mythologische koning van Attica-Athene
(wordt vervolgd)
Edited by - frans vantongeren on 11/04/2002 11:30:55
Nu zal ik vertellen welke aard Jupiter zelf de bijen heeft toebedeeld, en tegen welke beloning ze de schelle klanken en de ketelmuziek der Cureten gevolgd zijn en de heerser des hemels in de grot van Dicte hebben gevoed.
Als enige diersoort hebben ze alle jongen gemeenschappelijk, delen ze in de korven de woningen en brengen ze, geleid door strenge wetten, haar leven door; als enigen ook kennen ze een vaderland en vaste woonsteden, zwoegen ze in de zomer, gedachtig aan de winter die komen gaat, en slaan ze de voorraad ten algemene nutte op.
Want sommigen bewaken de leeftocht en werken volgens afspraak op het veld;
een deel legt binnen de wanden van de korf het kleverig sap van de narcis en taaie lijm uit boomschors als eerste grondslag voor de raten; daarna bouwen ze van boven naar beneden de wassen cellen. Anderen brengen de volwassen geworden Jongen, de hoop van het volk, naar buiten;
weer anderen hopen de zeer zuivere honing op en doen de cellen uitpuilen van de vloeibare nectar.
Er zijn er, aan wie het lot de wacht bij de ingang heeft toebedeeld ; om beurten spieden ze de hemel af, of '˜t regenen gaat, of er wolken komen opzetten ; van aankomers nemen ze de lasten in ontvangst of weren in gesloten gelid de darren, die troep luilakken, van het broed. Het werk is in volle gang, en de geurende honing ruikt naar de thijm. En zoals de *Cyclopen zicb beijveren om uit taaie ijzermassa's bliksems te smeden sommigen voeren met blaasbalgen van stierenhuid lucht toe en af, anderen dopen het staal in een koelbak, dat het sist; de grot kreunt onder het gewicht der aambeelden ; maar zij heffen om beurten op de maat de armen kracbtig op en draaien met een stevige tang bet ijzer om, '”precies zó (als ik klein met groot mag vergelijken!) drijft een ingeboren begeerte tot bezit *Cecrops' bijen aan, elk op haar eigen arbeidsterrein de ouden hebben de zorg voor de korf, voor het verstevigen van de raten en het verfraaien van de cellen ; maar de jongeren keren diep in de nacht vermoeid terug, ónder de thijm ; overal op haar weg zuigen ze de aardbeziebomen uit, de blauwgroene wilgen, lavendel, de rosse crocus, de bladerrijke linde en de donkere berenklauw.
Allen rusten tegelijk van het werken uit, tegelijk gaan ze ook weer aan de slag: '˜s ochtends vroeg vliegen ze de poorten uit; nergens toeven ze, en eerst wanneer de avond tenslotte gemaand heeft met het weiden op te houden en het veld te verlaten, eerst dan keren ze huiswaarts en gunnen ze zicb ontspanning. Dan klinkt er gezoem op en gonzen ze langs de randen en bij de ingang van de korf. Vervolgens echter, wanneer ze zich in '˜t slaapvertrek te rusten hebben gelegd, valt een nachtelijke stilte in en maakt zich een diepe, welverdiende slaap van haar vermoeide ledematen meester.
Maar wanneer er regen dreigt, verwijderen ze zich niet ver van de korven, noch hebben ze het op de lucht begrepen bij het naderen van stormen; dan halen ze water, veilig-dicht onder de muren van de bijenstad, dan ondernemen ze slechts korte vluchten en nemen vaak kiezelsteentjes mee omhoog, waarmee ze zich in de ijle wolken in evenwicht houden '” juist zoals wankele bootjes ballast meevoeren wanneer de golven ze heen en weer slingeren.
Dikwijls ook stoten ze op zwerftochten haar vleugels op de harde rotsen stuk, ja, soms bezwijken ze zelfs onder de last die ze dragen: zó groot is haar liefde tot de bloemen, zó begerig zijn ze naar de roem, honing voort te brengen!
-
*Cyclopen:eenogige reuzen, die in de berg Aetna bliksems voor Jupiter smeedden
*Cecrops: mythologische koning van Attica-Athene
(wordt vervolgd)
Edited by - frans vantongeren on 11/04/2002 11:30:55
-
- Berichten: 2016
- Lid geworden op: wo 29 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
Re: Vergilius: De Bijen (2)
(197)
Het zal u verbazen dat de bijen volgens dié regel leven, dat ze zich aan geen mingenot overgeven noch in liefde zich '˜t lichaam verslappen of met smart jongen ter wereld brengen: die halen ze eenvoudig met de bek van blaren en welriekende kruiden af, zorgen aldus voor een koning en voor jonge burgers en vernieuwen het paleis en het wassen rijk.
Zodoende sterft, hoewel de duur van haar leven nauw begrensd is (langer immers dan zeven zomers duurt het niet), de soort nimmer uit, duurt de voorspoed van haar huis vele jaren lang en rekenen ze met voorouders van voorouders.
(210)
Bij de Egyptenaren, in het reusachtige Lybië, bij '˜t volk der Parthen of bij de Meden van de *Hydaspes staat geen heerser z´ in aanzien, als bij de bijen de koning: zolang die ongedeerd is, worden allen door één en dezelfde geest bezield; maar zijn ze hem kwijt, dan verbreken ze het stamverband, vernielen zelf de opgetaste honingvoorraad en ontbinden het vlechtwerk der raten. De koning is de leider bij het werk, hem vereren allen, hem omstuwen ze met sonoor gezoem en omringen hem in dichte drommen. Dikwijls zelfs nemen ze hem op de schouders, hebben ze in de oorlog haar eigen lichaam, waarmee ze hem beschermen, voor hem veil en zoeken ze een eervolle dood in de strijd.
Op deze aanwijzingen afgaande, deze voorbeelden bestuderend, hebben sommige *wijsgeren wel gezegd, dat de bijen iets van de goddelijke geest, een hemelse ademtocht bezitten dat immers heel de aarde, de zee en de hoge hemel van de godheid zijn doortrokken; dat uit hem het vee, de kudden, de mens en heel het dierenrijk zijn ontstaan, en dat een ieder, door geboren te worden, zich de subtiele elementen van het leven eigen maakt; dat immers alles uiteindelijk ook tot hem terugkeert en herleid wordt, nadat het ontbonden is, dat er dus in feite geen dood bestaat, maar dat alles levend naar het heir der sterren vliegt en naar de hoge hemel opstijgt.
-
*Hydaspes: rivier in Indië
*Wijsgeren: zoals in het bijzonder -Aristoteles-
(wordt vervolgd)
Het zal u verbazen dat de bijen volgens dié regel leven, dat ze zich aan geen mingenot overgeven noch in liefde zich '˜t lichaam verslappen of met smart jongen ter wereld brengen: die halen ze eenvoudig met de bek van blaren en welriekende kruiden af, zorgen aldus voor een koning en voor jonge burgers en vernieuwen het paleis en het wassen rijk.
Zodoende sterft, hoewel de duur van haar leven nauw begrensd is (langer immers dan zeven zomers duurt het niet), de soort nimmer uit, duurt de voorspoed van haar huis vele jaren lang en rekenen ze met voorouders van voorouders.
(210)
Bij de Egyptenaren, in het reusachtige Lybië, bij '˜t volk der Parthen of bij de Meden van de *Hydaspes staat geen heerser z´ in aanzien, als bij de bijen de koning: zolang die ongedeerd is, worden allen door één en dezelfde geest bezield; maar zijn ze hem kwijt, dan verbreken ze het stamverband, vernielen zelf de opgetaste honingvoorraad en ontbinden het vlechtwerk der raten. De koning is de leider bij het werk, hem vereren allen, hem omstuwen ze met sonoor gezoem en omringen hem in dichte drommen. Dikwijls zelfs nemen ze hem op de schouders, hebben ze in de oorlog haar eigen lichaam, waarmee ze hem beschermen, voor hem veil en zoeken ze een eervolle dood in de strijd.
Op deze aanwijzingen afgaande, deze voorbeelden bestuderend, hebben sommige *wijsgeren wel gezegd, dat de bijen iets van de goddelijke geest, een hemelse ademtocht bezitten dat immers heel de aarde, de zee en de hoge hemel van de godheid zijn doortrokken; dat uit hem het vee, de kudden, de mens en heel het dierenrijk zijn ontstaan, en dat een ieder, door geboren te worden, zich de subtiele elementen van het leven eigen maakt; dat immers alles uiteindelijk ook tot hem terugkeert en herleid wordt, nadat het ontbonden is, dat er dus in feite geen dood bestaat, maar dat alles levend naar het heir der sterren vliegt en naar de hoge hemel opstijgt.
-
*Hydaspes: rivier in Indië
*Wijsgeren: zoals in het bijzonder -Aristoteles-
(wordt vervolgd)
-
- Berichten: 2016
- Lid geworden op: wo 29 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
Re: Vergilius: De Bijen (2)
(228)
Wanneer ge de verheven woning der bijen wilt ontsluiten, de honing, opgetast in schatkamers, eruit wilt nemen, bescherm dan eerst uw gelaat door er wat fris water over te sprenkelen en houd een fakkel met doordringende rook in uw hand.
De toorn der bijen kent geen maat, en als men ze tergt, hechten ze zich vast, spuiten met haar beet gif in, laten de angel onzichtbaar in de aderen achter, en sterven met het toe-brengen van de wond.
Tweemaal brengen ze een overvloedige opbrengst bij elkaar, tweemaal is het haar tijd om te oogsten: de eerste keer, zodra de *Pleiade Taygete haar schoon gelaat aan de aarde heeft getoond en met de voet verachtelijk de wateren van de Oceaan heeft teruggestoten, de tweede maal, wanneer zij op haar vlucht voor '˜t regenrijke sterrenbeeld der Vissen, bedrukt van de hemel in het winterse water ondergaat.
(239)
Wanneer ge een strenge winter vreest en rekening houdt met de toekomst, wanneer der bijen gebroken geestkracht en het verval van haar rijk u deert, wie zou dan aarzelen ze met thijm te beroken en lege cellen weg te snijden? Want dikwijls heeft een hagedis onopgemerkt aan de raten zitten knagen, zijn de cellen vol van lichtschuwe motten, zit er een luie dar te eten van voedsel dat hem niet toekomt, of heeft een ruige horzel (want tegen zijn wapens kunnen de bijen niet óp) weten binnen te dringen, of een stel afschuwelijke kakkerlakken, of heeft er een spin, gehaat door *Minerva, voor de ingang haar wijde web geweven. Maar hoe meer ze door zulk ongedierte zijn geteisterd, met des te meer inspanning werpen zich de bijen op het herstel van de schade, vullen ze de gangen van de honingraten weer op en herbouwen ze de voorraadschuren voor '˜t sap der bloemen.
-
*Pleiaden: dochters van Atlas, samen het Zevengesternte vormend. Haar ondergang(begin november)kondigde de komst der winterstormen aan.
*Minerva: Godin der wijsheid, kunsten en wetenschappen.
Toen Arachne haar tot een wedstrijd in het weven durfde uitdagen, veranderde ze haar in een spin.
(wordt vervolgd)
Wanneer ge de verheven woning der bijen wilt ontsluiten, de honing, opgetast in schatkamers, eruit wilt nemen, bescherm dan eerst uw gelaat door er wat fris water over te sprenkelen en houd een fakkel met doordringende rook in uw hand.
De toorn der bijen kent geen maat, en als men ze tergt, hechten ze zich vast, spuiten met haar beet gif in, laten de angel onzichtbaar in de aderen achter, en sterven met het toe-brengen van de wond.
Tweemaal brengen ze een overvloedige opbrengst bij elkaar, tweemaal is het haar tijd om te oogsten: de eerste keer, zodra de *Pleiade Taygete haar schoon gelaat aan de aarde heeft getoond en met de voet verachtelijk de wateren van de Oceaan heeft teruggestoten, de tweede maal, wanneer zij op haar vlucht voor '˜t regenrijke sterrenbeeld der Vissen, bedrukt van de hemel in het winterse water ondergaat.
(239)
Wanneer ge een strenge winter vreest en rekening houdt met de toekomst, wanneer der bijen gebroken geestkracht en het verval van haar rijk u deert, wie zou dan aarzelen ze met thijm te beroken en lege cellen weg te snijden? Want dikwijls heeft een hagedis onopgemerkt aan de raten zitten knagen, zijn de cellen vol van lichtschuwe motten, zit er een luie dar te eten van voedsel dat hem niet toekomt, of heeft een ruige horzel (want tegen zijn wapens kunnen de bijen niet óp) weten binnen te dringen, of een stel afschuwelijke kakkerlakken, of heeft er een spin, gehaat door *Minerva, voor de ingang haar wijde web geweven. Maar hoe meer ze door zulk ongedierte zijn geteisterd, met des te meer inspanning werpen zich de bijen op het herstel van de schade, vullen ze de gangen van de honingraten weer op en herbouwen ze de voorraadschuren voor '˜t sap der bloemen.
-
*Pleiaden: dochters van Atlas, samen het Zevengesternte vormend. Haar ondergang(begin november)kondigde de komst der winterstormen aan.
*Minerva: Godin der wijsheid, kunsten en wetenschappen.
Toen Arachne haar tot een wedstrijd in het weven durfde uitdagen, veranderde ze haar in een spin.
(wordt vervolgd)
-
- Berichten: 2016
- Lid geworden op: wo 29 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
Re: Vergilius: De Bijen (2)
(251)
Maar wanneer haar lichamen wegkwijnen door een nare ziekte (want onze kwalen bezorgde '˜t leven óók aan de bijen !), iets, wat ge uit onmiskenbare aanwijzingen kunt opmaken als ze ziek zijn, verandert ogenblikkelijk haar kleur; een griezelige magerte misvormt haar uiterlijk; ze dragen de lichamen van gestorvenen de korf uit en vormen een droeve begrafenisstoet ; sommigen hangen, de pootjes dicht tegen die van de ander, bij de ingang, anderen blijven met een hele groep stilletjes binnen in de korf zitten, werkeloos door de honger en traag door de kou, die ze bevangen heeft ; het gezoem is doffer, slepend klinkt het gonzen, zoals bij tij den het ruisen van de gure storm in de bossen, of dat van de opgezweepte zee,wanneer die bij het terugvallen der golven ópbruist, of zoals het verslindende vuur, wanneer het loeit in de gesloten oven '”;
dan, raad ik u, moet ge geurige moederhars branden en honing door rietjes naar binnen laten lopen, om aldus de uitgeputte bijen op te beuren en ze er toe te bewegen, het voedsel van vroeger weer tot zich te nemen. Ook zal het baten, wanneer ge er de smaak van wat fijngestampte galappels aan toevoegt, verlepte rozen, moststroop, dik door '˜t lange koken, of rozijnen (eertijds druiven van de zoete wijnstok), thijm uit Cecrops' rijk en zwaar-geurend duizend-gulden-kruid.
Ook bloeit er in de weiden een bloem, waaraan de landlieden de naam van aster hebben gegeven, een gewas, bij '˜t zoeken gemakkelijk te vinden: want uit één enkele pol verheft zicb de plant, waarvan de bloem een gouden hart heeft, tot een reusachtige bos, maar in het loof, dat aan alle kanten in grote dichtheid ópschiet, glanst het purper als van de donkere viool. Dikwijls zijn de altaren der goden getooid met festoenen, gevlochten van deze plant; de smaak is bitter in de mond; herders plukken hem na '˜t maaien in de dalen en langs de bochtige stroom van de rivier de *Mella.
Kook hier de wortels van in geurige wijn en zet ze dan als voedsel voor de bijen in volle mandjes bij de ingang van de korf.
(281)
Is op een dag ineens heel uw jonge bijenvolk verdwenen en hebt ge geen zwerm over om een nieuw geslacht uit te doen voortkomen, dan is het ogenblik aangebroken om u de wonderbaarlijke ontdekking van dien meester uit Arcadië te vertellen, en hoe dikwijls uit dode stieren het bedorven bloed bijen heeft voortgebracht. Helemaal vooraan beginnend, zal ik de geschiedenis van vèr terug voor u ophalen.
(Fr. die geschiedenis.. zal ik wat inkorten)
-
*Mella: rivier in Noord-Italië
(wordt vervolgd)
Maar wanneer haar lichamen wegkwijnen door een nare ziekte (want onze kwalen bezorgde '˜t leven óók aan de bijen !), iets, wat ge uit onmiskenbare aanwijzingen kunt opmaken als ze ziek zijn, verandert ogenblikkelijk haar kleur; een griezelige magerte misvormt haar uiterlijk; ze dragen de lichamen van gestorvenen de korf uit en vormen een droeve begrafenisstoet ; sommigen hangen, de pootjes dicht tegen die van de ander, bij de ingang, anderen blijven met een hele groep stilletjes binnen in de korf zitten, werkeloos door de honger en traag door de kou, die ze bevangen heeft ; het gezoem is doffer, slepend klinkt het gonzen, zoals bij tij den het ruisen van de gure storm in de bossen, of dat van de opgezweepte zee,wanneer die bij het terugvallen der golven ópbruist, of zoals het verslindende vuur, wanneer het loeit in de gesloten oven '”;
dan, raad ik u, moet ge geurige moederhars branden en honing door rietjes naar binnen laten lopen, om aldus de uitgeputte bijen op te beuren en ze er toe te bewegen, het voedsel van vroeger weer tot zich te nemen. Ook zal het baten, wanneer ge er de smaak van wat fijngestampte galappels aan toevoegt, verlepte rozen, moststroop, dik door '˜t lange koken, of rozijnen (eertijds druiven van de zoete wijnstok), thijm uit Cecrops' rijk en zwaar-geurend duizend-gulden-kruid.
Ook bloeit er in de weiden een bloem, waaraan de landlieden de naam van aster hebben gegeven, een gewas, bij '˜t zoeken gemakkelijk te vinden: want uit één enkele pol verheft zicb de plant, waarvan de bloem een gouden hart heeft, tot een reusachtige bos, maar in het loof, dat aan alle kanten in grote dichtheid ópschiet, glanst het purper als van de donkere viool. Dikwijls zijn de altaren der goden getooid met festoenen, gevlochten van deze plant; de smaak is bitter in de mond; herders plukken hem na '˜t maaien in de dalen en langs de bochtige stroom van de rivier de *Mella.
Kook hier de wortels van in geurige wijn en zet ze dan als voedsel voor de bijen in volle mandjes bij de ingang van de korf.
(281)
Is op een dag ineens heel uw jonge bijenvolk verdwenen en hebt ge geen zwerm over om een nieuw geslacht uit te doen voortkomen, dan is het ogenblik aangebroken om u de wonderbaarlijke ontdekking van dien meester uit Arcadië te vertellen, en hoe dikwijls uit dode stieren het bedorven bloed bijen heeft voortgebracht. Helemaal vooraan beginnend, zal ik de geschiedenis van vèr terug voor u ophalen.
(Fr. die geschiedenis.. zal ik wat inkorten)
-
*Mella: rivier in Noord-Italië
(wordt vervolgd)
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 4 gasten