[center]Endelingen. [/b]
[/center]Endelingen of tweede zwermen, veroorzaken den vasten-bouwer heel wat werk, want op den tweeden volgt een derde, soms nog een vierde, en 't moet al geschept, bezorgd en 'žverlapt" worden. Zoo noemt men hier het teruggeven van den endeling aan den moederstok of ook het vereenigen met een ander zwak volk. Maar toch, over 't algemeen, endelingen zijn den ijmker lief. Jonge krachtige koninginnen, uitsluitend fijne werksterraat en 'n minimum zwermlust maken deze volken tot uitverkoren opzetters of overwinteringstokken. Ook zelfs bij 't huisvesten in een kast geeft een endeling, mits van behoorlijke sterkte, om genoemde redenen meer voldoening dan een brandzwerm, die u steeds met darwerk doet tobben.
Endelingen vliegen bij 't zwermen graag onder elkaar en bij hun overvloed van jonge koninginnen schijnt dit weinig bezwaarlijk. Toch een bezwaar dat men wel eens onderschat. Want bijna zeker dat een endeling eigenlijk slechts zwermt met ééne koningin; de overige vliegen mee, doch tellen niet. Daarom ook is een enkele endeling, op zich zelf gezwermd en geschept, steeds zoo rustig en tevreden, iets wat bij saamgevlogen en later afgedeelde endelingen lang niet altijd 't geval is.
In 't algemeen zijn alleen tot 'žvoortzetten" geschikt endelingen, die 's avonds in den zwermkorf volmaakt stil en rustig zijn. Van grommers en kruipers zal men weinig genoegen ervaren. Bij 't plaatsen van jonge endelingen diene men om den anderen korf voor verschillend uiterlijk te zorgen. Want een groote plaag bij jonge zwermen is: het moerloos worden.
Op haar bruidsvlucht verongelukt soms de koningin, of komt alsdan op 'n verkeerden korf terecht. Dan, groote rouw, angstig, gejaagd loopen in den verweesden korf. Gewoonlijk ook, al spoedig, blinde moerdopjes legio op 't werk. Heeft men geen bevruchte moer voorradig, dan helpt '” natuurlijk ook met het gewone risico der bruidsvlucht '” afdoende, een koningin afgevangen als de gewilde, van een ander endelingzwermpje. De vlug-over-den-zwerm-wippende koninginnen zullen ook door 'n moerloos volk bijna zeker geweigerd worden.
Moerloos zijn beteekent voor 'n jong bouwend volk direct grooten achteruitgang.
Een vreemd, moeilijk verklaarbaar verschijnsel bij bouwende endelingen is het klampen der koningin. 'žKlampen" is de gewestelijke term voor 't bekende: in 'n bol nijdige bijen vastklemmen eener '” gewoonlijk niet gewilde of vreemde '” koningin, met 't doel deze koningin door verstikking enz. te dooden. Dat 'žklampen" nu ondervindt men bij jonge bouwende endelingen altijd, doch niet bij allen. Een jarenlange ervaring deed 't mij bij ongeveer 20% der voortgezette volken waarnemen. En wel vreemd, dat eigen bijen, of liever 'n gedeelte eigen bijen, zonder merkbare aanleiding van buiten, hun eigen koningin zoeken te dooden, terwijl de overige bijen der huishouding ver, verreweg de meerderheid, niet ter hulpe snellen, doch droef en wild beginnen te 'žloopen" en alle teekenen van moerloosheid vertoonen.
Vindt men in een endeling zoo'n geklampte koningin '” 't komt gewoonlijk voor omtrent den tijd der bruidsvlucht '” dan verjaagt men met een stokje of iets dergelijks direct de nijdige bijen, wat eenige geoefendheid vereischt. Sissend en huilend, wijkend voor de overmacht, stuiven ze uit elkaar en zoodra de koningin los komt, vlucht ze haastig tusschen de raten. Dan keert de kalmte in den korf weer, maar 't kan voorkomen dat men, na een paar uren, bij 't zelfde volk voor hetzelfde geval staat. Ik ondervond 't wel eens bij 't zelfde volk tot driemaal op één dag Telkens voorzichtig de koningin bevrijd, later wat flink berookt en alles kwam nog behoorlijk in orde.
Lang mag men intusschen de koningi