
Mendel als wetenschapper op een medaillon van de Villanova University, in het habijt van de paters Augustijnen, met bloem en microscoop (adres zie eind artikel).
Wij kennen Mendel vooral vanwege zijn experimenten met de tuinerwt. Minder bekend is, dat hij ook bijen hield en aan rassenteelt deed. Waarom weten wij dat niet? En waarom kreeg hij bij leven geen erkenning voor zijn baanbrekende arbeid ?
Johann Mendel werd op 22 juli 1822 geboren te Hyncice,in het huidige Tsjechië; hij was de enige zoon van een eenvoudige pachtboer, die als hobby fruitbomen kweekte; later zal Mendel honderden kruisingen met fruitbomen uitproberen. Hij bezocht er de plaatselijke scholen, waar hij opviel door zijn bijzondere intellectuele begaafdheid en belangstelling voor alles wat met natuur te maken had.
Een hogere opleiding kon zijn vader niet bekostigen en zoals dat ging in die jaren kwam hij op 21 jarige leeftijd als novice terecht in de Thomas Abdij van de paters Augustijnen te Brünn. Mendel was een vroom man en voelde zich snel thuis in het klooster. Na zijn studie theologie wordt hij priester gewijd in 1848 en kiest als kloosternaam: Gregor (Gregorius).

De abdij te Brünn. De kloosterkerk stamt nog uit de tijd van Mendel. Sinds 1350 was de abdij een centrum van wetenschap en cultuur; Mendel trof er inspirerende collega's, een allesomvattende bibliotheek, een botanische tuin, een herbarium en een behoorlijke bijenstand aan.
Mendel werd zelf abt van het klooster in 1868. Zijn voorganger maakte hem zijn omvangrijke werk mogelijk en stimuleerde hem; zijn opvolger zal al zijn geschriften vernietigen, voor zover niet gepubliceerd. Zo kan het gaan in een kleine gemeenschap, waar rivaliteit en jaloezie vernietigend werk kunnen doen.

Georg Mendel.
Na enig pastoraal werk koos Mendel al snel voor het onderwijs en gaf hij wiskunde en natuurwetenschappen op de plaatselijke middelbare school. Voor zijn leraarsexamen zakte hij echter.
Zijn abt liet hem naar Wenen gaan (1851-1853) waar hij aan de universiteit leerde hoe je experimenten moest opzetten en statistiek en wiskunde kon toepassen.Hij zal dit later bij de biologie ( botanie en bijenteelt) gebruiken en verricht daarmee baanbrekend werk. Voor zijn examen evenwel zakte hij opnieuw.
In 1854 is hij terug in Brünn; wederom als leraar, bij zijn leerlingen zeer geliefd overigens. Nu bereidt hij zich voor op de experimenten die hij in zijn hoofd heeft; daarnaast bereidt hij zich opnieuw voor op zijn examen in 1856; maar als het moment daar is, stort hij in en meldt zich ziek. Einde leraarsbaan en begin van zijn wetenschappelijk werk.

van 1854 to 1865 test Mendel 34 varianten van de tuinerwt; deze plant kan uit zichzelf niet kruisbestuiven en is daarom voor hem bijzonder geschikt. Hij ontwikkelt een techniek om de bestuiving te regelen en nu gaat het om duizenden kruisingen per jaar, tien jaar lang; een gigantische klus die uiterste nauwkeurigheid vereist en goede aantekeningen. Pijn in zijn rug en aan zijn ogen houdt hij eraan over, maar hij staat nu wel aan de basis van de genetica.

De Nachtschone ontwikkelt vanuit het raszuivere rood en wit een mooie variatie aan kleuren; de bastaard van de twee zuivere kleuren is roze;. Mendel ontdekte dat terugkruisen opnieuw het raszuivere rood en wit opleverde, volgens vaste schema's en wetten. Het roze is geen vermenging van de kleuren rood en wit, zoals men sinds Aristoteles dacht, Darwin incluis, maar het resultaat van dikwijls onzichtbare erffa