
In deze periode kun je het vosje o.a. wel tegenkomen op sleedoornbloesem, maar ook op tal van andere planten. Later in het jaar kun je hem/haar, mits je er oog voor hebt, zeker tegenkomen als er in je tuin wat bessenstruiken in bloei staan. Deze worden soms massaal bevlogen.
Bij mij in de heemtuin nestelt het vosje wel vlak aan de voet van struiken of vaste planten. Volgens de boekjes maakt zij een korte gang van zo'n 10-15 cm diep, met aan het eind een opsplitsing naar een 4- of 5-tal broedcellen. Het typische van de nestgang van het vosje is een knik ("refuge") in de loop van de hoofdgang. Deze wordt door het vosje gebruikt om de nacht in door te brengen. Ze zit hier veilig uit het zicht.
De bouw van de hoofdgang en 1 broedcel is voor het vosje ongeveer anderhalve dag werk. De broedcel wordt mooi glad afgewerkt m.b.v. het pygidium (driehoekig puntje van het achterlijf) en waterdicht gemaakt met een afscheiding uit de Dufourklier.
De bij heeft 8-10 vluchten nodig van zo'n 15-100 minuten om 1 cel van voldoende stuifmeel te voorzien. Het stuifmeel wordt in de cel voorzien van wat nectar en tot een balletje gevormd van ±6 mm, waarna er een eitje op gelegd wordt. Met de uitgegraven grond naar een nieuwe broedcel wordt de gang naar een eerdere cel gevuld. In totaal kan een vrouwtje, twee of drie nesten maken.
Erik