
Enfin, ik werd dus pasgeleden opgebeld. 'Bart, jij doet toch iets met bijen? Nou zijn we net aan het verhuizen en nu hebben een of ander nestje in de tuin gevonden. Het zijn een soort kleine bijtjes. Het zijn in elk geval geen wespen. Je moet eens komen kijken joh! Dit vind jij vast leuk!' Dus ik spring op de fiets, gewapend met een cameraatje en twee boeken: Heiko Bellmann (Gids van bijen, wespen en mieren) en Eberhard von Hagen (Hummeln).
Het nestje in het hoge gras was spoedig geidentificeerd als het nest van de akkerhommel. De akkerhommels hebben als bijzondere eigenschap, lees ik, dat ze nestmateriaal kunnen verslepen en kunnen 'vlechten' tot een nest, zoals vogels zeg maar, dit in tegenstelling tot de meeste andere soorten, die hoogstens wat rommel kunnen herschikken. Het nest is duidelijk gemaakt van mos.
Kijk maar:

Ik heb voor de foto wat mos opzij geschoven. Ik durfde daarin niet te ver te gaan, omdat ik de dames niet te veel wilde verstoren. Je moet je voorstellen dat ik op mijn knieen in het hoge gras naast het nest zit, terwijl het hele gezin - pa, ma, dochter, zoon - om mij heen staat; de akkerhommeltjes maakten echt geen enkele aanstalten om te steken. Wat een poepies!
Zo, heb je dat ook weer gezien.
Ik denk dat ik mij heb gedragen als Ambassadeur voor de Orde der Vliesvleugeligen - neemt er exempel an!, schreef een of andere middeleeuwse dichter. Toen ik vervolgens met mijn fotootjes naar huis ging, zei pa nog bij de voordeur: 'Als het wespen waren geweest, dan had ik er een fles wasbenzine overheen gegoten en de boel in de fik gestoken.' Toen heb ik maar vriendelijk geglimlacht en de beste man een fijne dag gewenst...
Groet,
Bart de Coo