broedritme en omvang bijenvolk
-
- Berichten: 2128
- Lid geworden op: za 18 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
- Contacteer:
Re: broedritme en omvang bijenvolk
De 40-dagen regel is de tijd die verloopt tussen ei en vlieg-/haalbij! Van ei tot bij = 21 dagen en van huis-/zorgbij tot vlieg-/haalbij = ook 21 dagen. Globaal gezegd: 40 dagen na het leggen van het eitje wordt ze haalbij.
Zie onder Diversen / 'Het geheim van de smid' op: http://members.upc.nl/~p.jager53/
!Piet
Zie onder Diversen / 'Het geheim van de smid' op: http://members.upc.nl/~p.jager53/
!Piet
- Oude Essink
- Erelid
- Berichten: 3562
- Lid geworden op: za 18 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
- Contacteer:
Re: broedritme en omvang bijenvolk
Zoals Willem al aangeeft neemt Ruttner de grafiek over van R.Lunder, Nordisk Bitidsskrift uit 1953. Ruttner legt de gatallen op de vertikale as niet uit; zij zijn voor zijn betoog niet belangrijk. Zoals ik al opmerkte, gaat het niet om de aantallen bijen per ras maar om het tijdstip waarop zij haar broednest in haar grootste omvang hebben; dat verschilt van ras tot ras, maar ook binnen rassen van plaats tot plaats; oorzaken daarvoor zijn genetisch en ruimtelijk bepaald. Het verhaal komt uit zijn boek Naturgeschichte der Honigbienen, Hoofdstuk 5, dat gaat over Geografische Veränderungen en Variationen op pg 56 een artikel over "Der jährliche Rhytmus der Bruttätigkeit", dat wijst op een aanpassing aan het lokale drachtverloop. grote verschillen tussen rassen, maar ook binnen rassen; hij haalt een studie aan van L.Louveau (Apimondia 1969) die laat zien hoe binnen het ras van de Zwarte bij in de verschillende streken van Frankrijk broedritme em honingopbrengst varianten hebben; deze hebben ook een genetische basis in de populaties van bepaalde gebieden. Hij besluit zijn artikel met de opmerking: "Al deze pogingen (rassen naar vreemde omstandigheden brengen om honingopbrengstën te verhogen) tonen aan, dat er grenzen zijn aan de zo geprezen aanpassingsmogelijkheden van honingbijen, grenzen die zij niet kunnen doorbreken. Bij de teelt moet men een zo goed mogelijke afstemming nastreven van het broedritme van betreffende teeltrassen en de drachtomstandigheden op plaatsen waar zij moeten functioneren."
De door mij genoemde Buckfast volken (ik had evengoed andere voorbeelden kunnen aanhalen) hebben kunstmatig (genetisch ingeteeld) een grote omvang aan het begin van het seizoen; Gerard brengt ze vervolgens naar een Koolzaaddracht; zowel het broedritme als de aangeboden dracht zijn door de imker beïnvloed. Als natuurvolk zou de Buckfast in onze omgeving geen schijn van kans hebben te overleven. Maarten vraagt zich elders af hoe dat met die grote aantallen volken in Canada zit: Deze worden geteeld om grote hoeveelheden honing binnen te halen; zij worden op daartoe geeigende drachtgebieden uitgezet; tegen optredende "kwalen" worden zij met geeigende middelen behandeld; als zij niet meer voldoen, worden zij afgedankt.Niks aanpassing aan "natuurlijke" omstandigheden. Zonder ingrepen van de mens bestaan deze bijen niet en overleven deze bijen niet. Ik heb het over natuurvolken die zelfredzaam zijn in haar natuurlijke habitat.
.
[img]../beeld/o/oudeessinkhennie/pollen-wilg.jpg[/img]
Geef ze meer pollen
Hennie oes
De door mij genoemde Buckfast volken (ik had evengoed andere voorbeelden kunnen aanhalen) hebben kunstmatig (genetisch ingeteeld) een grote omvang aan het begin van het seizoen; Gerard brengt ze vervolgens naar een Koolzaaddracht; zowel het broedritme als de aangeboden dracht zijn door de imker beïnvloed. Als natuurvolk zou de Buckfast in onze omgeving geen schijn van kans hebben te overleven. Maarten vraagt zich elders af hoe dat met die grote aantallen volken in Canada zit: Deze worden geteeld om grote hoeveelheden honing binnen te halen; zij worden op daartoe geeigende drachtgebieden uitgezet; tegen optredende "kwalen" worden zij met geeigende middelen behandeld; als zij niet meer voldoen, worden zij afgedankt.Niks aanpassing aan "natuurlijke" omstandigheden. Zonder ingrepen van de mens bestaan deze bijen niet en overleven deze bijen niet. Ik heb het over natuurvolken die zelfredzaam zijn in haar natuurlijke habitat.
.
[img]../beeld/o/oudeessinkhennie/pollen-wilg.jpg[/img]
Geef ze meer pollen
Hennie oes
-
- Berichten: 2128
- Lid geworden op: za 18 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
- Contacteer:
Re: broedritme en omvang bijenvolk
Willem,Gerard Boswinkel schrijft: "Hoewel er geen eenheid bij de vertikale as staat, ga ik er gemakshalve even vanuit dat het hier het aantal bijen in het bijenvolk staat weergegeven. Wat mij opvalt is dat alle rassen, een op het hoogtepunt van hun ontwikkeling 60 (zal wel 60.000 zijn) bijen in hun volk hebben. Wat ik mij afvraag is of dit ook werkelijk zo is"
Jouw visie van 60 dm2 broed in de piek voor al de vier rassen geeft nog geen antwoord op bovenstaande vraag van Gerard, namelijk: waarom al de vier rassen in hun broedontwikkeling op vrijwel dezelfde hoogte pieken.
Wij zouden graag willen, dat daar een goed en inzichtelijk antwoord op gegeven kon worden. Nog bedankt voor jouw verwijzing naar de Zwitserse site die, alhoewel zij geen antwoord geeft op bovenstaande vraag, mij toch wat meer inzicht heeft gegeven in de relatie tussen de ontwikkeling volksterkte/broednest mbt de tijd van het jaar, de drachtomstandigheden en de eigenschappen van het ras.
Als de moer in het hoogseizoen 21 dagen lang non stop 1500 eitjes per 24 uur afzet, kan het broednest onmogelijk groter worden dan ca 30.000 bezette broedcellen. Na 40 dagen non stop maximaal presteren zou je uit komen op max. 30.000 bezette broedcellen en max. 30.000 jonge bijen, die bij de verzorging betrokken zijn. Als je dus de jonge verzorgingsbijen mee telt, kom je uit op een broedontwikkeling van 60.000. That's the peak! De voorafgaande lichting van ca 20.000 bijen zijn inmiddels 'de ouwe hap' geworden.
Als je op de horizontale lijn 10 de tijd van broedontwikkeling afzet tegen de piek, dan zie je dat bij de intermissa al na ca 2 maanden (= 6o dagen) en bij de andere rassen na ca 3 maanden (= 90 dagen) de piek is bereikt. De pieken vallen ook ca 1 maand later na elkaar, waarbij de laatste 2 samen vallen.
De totale volksterkte kan bij een non stop productie van 1500 eitjes per 24 uur over een periode van 60 dagen en een levensduur van 40 dagen, maximaal 60 duizend bijen en 30.000 bezette broedcellen omvatten.
A.- 3 weken broed van max. 30.000
B.- 3 weken uitlopende jonge huis-/broedbijen van max. 30.000
C.- 3 weken uitvliegende haalbijen van max 30.000
Dit is een doorstromend proces van geboorte, leven en dood.
Wat er in A. bij komt, gaat er bij C. weer af
Wat er in A. minder bij komt, gaat er over ca 60 dagen bij C. dubbel af.
N.B.
Dit is uiteraard een theoretisch doorsnedemodel van een momentopname uit een stabiel en optimaal doorlopend ontwikkelingsproces van een bijenvolk. In werkelijkheid is het een, aan volk, tijd en plaats gebonden, doorgaande variabele getallenlijn. Er worden steeds een wisselend aantal jonge bijen geboren en er sterven ook steeds een wissslend aantal oudere bijen. Als het moment supreme aanbreekt dat voor het eerst de maximale 30.000 cellen van het broednest doet vol stromen, zullen er aanvankelijk nog maar ca 15.000 jonge bijen geboren zijn en nog ca 15.000 oude bijen over zijn. Daarna komt het omslagpunt van een geboorte-overschot en wordt al snel de broedpiek (= 30.000 volle broedcellen en 30.000 jonge broedbijen) bereikt. Deze ligt voor alle 4 rassen vrijwel op gelijke hoogte, aangezien die bepaald wordt door dezelfde broedcyclus, maar enigzins beperkt kan worden door de ei-afzetting van de moer.
!Piet
-
- Berichten: 2128
- Lid geworden op: za 18 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
- Contacteer:
Re: broedritme en omvang bijenvolk
Broednestontwikkeling in de 'Bijbel' (Schotman-Wedmore) / 1948
Wie zou die informatie durven tegenspreken?
In paragraaf 363 wordt over het legtempo van de koningin o.a. het volgende gemeld:
'Men heeft kunnen waarnemen, dat koninginnen 6 eieren per minuut legden dwz. 7200 per dag. Echter is een aantal van 5000 per dag wel het maximum voor langer volgehouden leggen. Koninginnen, die gedurende drie weken 4000 eieren per dag leggen, zijn geen zeldzaamheid, maar 3000 per dag is een goede prestatie in het seizoen van sterkste leg en vertegenwoordigt een maximum volkssterkte van 126.000 bijen met een gemiddelde werkzame levensduur van 6 weken.'
Wie zou die informatie durven tegenspreken?
In paragraaf 363 wordt over het legtempo van de koningin o.a. het volgende gemeld:
'Men heeft kunnen waarnemen, dat koninginnen 6 eieren per minuut legden dwz. 7200 per dag. Echter is een aantal van 5000 per dag wel het maximum voor langer volgehouden leggen. Koninginnen, die gedurende drie weken 4000 eieren per dag leggen, zijn geen zeldzaamheid, maar 3000 per dag is een goede prestatie in het seizoen van sterkste leg en vertegenwoordigt een maximum volkssterkte van 126.000 bijen met een gemiddelde werkzame levensduur van 6 weken.'
Re: broedritme en omvang bijenvolk
Ik, in gezelschap van Dr G.Liebig, A.Imdorf, M. Rickli, P.Fluri(sstt)en zeker nog wel meer.Piet Jager schreef:
Broednestontwikkeling in de 'Bijbel' (Schotman-Wedmore) / 1948
Wie zou die informatie durven tegenspreken?
!Piet volgend seizoen ZELF aan een of meer volken gaan meten, dan kun je je ook aansluiten bij voorgenoemden.
Groeten, Willem
-
- Berichten: 2128
- Lid geworden op: za 18 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
- Contacteer:
Re: broedritme en omvang bijenvolk
En deze test dan uit 2001, Willem?
"Stichting 'De Duurzame Bij' - testresutaten 2001
http://www.mamamoer.nl/ddb/blz/rapport% ... 02001.html
!Piet (....: "Hij heeft een goede moer in de korf")

"Stichting 'De Duurzame Bij' - testresutaten 2001
http://www.mamamoer.nl/ddb/blz/rapport% ... 02001.html
!Piet (....: "Hij heeft een goede moer in de korf")
Re: broedritme en omvang bijenvolk
Top op 25 juli is 120 dm2, dat is 12000 cm2 maal 4 cellen per cm2 geeft een maximum van 48000 cellen.
Drie weken eerder, op 4 juli is er 80 dm2 broed dat is 32000 cellen.
Aanwas dus 16000 dat is per dag 16000 : 21 = 762 eieren per dag(gemiddeld) Bedankt voor deze ondersteuning.
Waar komt die grafiek trouwens vandaan?
Groeten, Willem
Drie weken eerder, op 4 juli is er 80 dm2 broed dat is 32000 cellen.
Aanwas dus 16000 dat is per dag 16000 : 21 = 762 eieren per dag(gemiddeld) Bedankt voor deze ondersteuning.
Waar komt die grafiek trouwens vandaan?
Groeten, Willem
-
- Berichten: 364
- Lid geworden op: do 25 jan 2001, 00:00
- Imker sinds: 1983
- Aantal volken: 8
- Bijenras(sen): Buckfast
- Locatie: Eibergen
- Contacteer:
Re: broedritme en omvang bijenvolk
Hoi imkers,
Willem bedankt voor je uitleg en bedankt ook uit welke bron deze figuur komt. Heb in de tussentijd dit boek even uit de kast gehaald en het betreffende stukje tekst even gelezen.
Willem, ook nog bedankt voor de Zwitserse link. Hoewel het een behoorlijk rapport is, heb ik niet alles gelezen maar wel de voor mij interessante stukken. Ik meende veel overeenkomsten te zien met een artikel dat eens in het Deutsches Bienen Journal heeft gestaan van Gerhard Liebig. Dat ging ook over de grootte van bijenvolken en de berekening van de gemiddelde levensduur van bijen.
Verder zag ik in het rapport nog een mooie overeenkomst met het onderzoek dat Lonne Gerritsen bij PPO bijen gedaan heeft. Zij onderzocht wanneer onder Nederlandse omstandigheden de winterbijen ontstaan. http://documents.plant.wur.nl/ppo/bijen/vroeglaat.pdf
Blijkbaar ontstaan de winterbijen in Nederland in dezelfde periode als in Zwitserland zoals de bovenste figuur op pagina 11 aangeeft(midden september tot begin october).
In het Zwitserse rapport zag ik wel verschillen met hetgeen Broeder Adam over de Apis melifera melifera schrijft. Naar mijn idee zou het kunnen zijn dat hier het selectiedoel van de Zwitserse meliferavereniging een invloed heeft (?).
Hennie, ik kan het toch niet laten om nog even op jou stukje te reageren. Allereerst even het volgende:
Iets eerder in je bijdrage haal jij hoofdstuk 5 van Ruttner's boek 'Naturgeschichte der Honigbiene' aan. In dat hoofdstuk haalt hij het onderzoek van Louvaux aan. Zoals al eerder geschreven heb ik het boek er ook bij gehaald en het stukje van Louvaux gelezen. De eind conclusie van Ruttner geef jij in jou stuk ook aan.
Dit onderzoek is niet het enige dat geschreven is over 'milieu-invloeden' en bijen. Ook Broeder Adam heeft er in het boek 'Breeding the Honeybee' over geschreven (ik maak er inderdaad geen geheim van wie mijn bijen-goeroe is!). Op pag. 12 van dat boek in het hoofdstuk 'Het leven van de bijen en aanpassing aan het milieu' schrijft hij o.a. het volgende:
'Door velen wordt aangenomen dat een bij die al een lange tijd in een bepaalde omgeving bestaan heeft en zich helemaal heeft aangepast aan de daar heersende condities zeker de geschikste bij voor die regio moet zijn. Het is inderdaad waar dat deze aangepaste bij in staat is om het meest slechte seizoen in die regio te overleven.
Vandaar dat, zoals de ervaring heeft geleerd, een ander ras bijen dat in die regio gebracht wordt, afkomstig uit een totaal verschillend milieu resultaten kan leveren die, gemiddeld, de resultaten van de lokale bij ver overtreffen.
Bijvoorbeeld de Cypriotische bij (Apis melifera cypria) is in staat om in Engeland veel beter te overwinteren dan de oude Engelse bij. Wij hebben nooit één volk Cypriotische bijen verloren als gevolg van het klimaat. Zelfs niet in de natste winters en het koudste voorjaar. En zelfs in zulke moeilijke omstandigheden als dan de tijd komt van de voorjaarsontwikkeling zijn deze Cypriotische bijen altijd koplopers. (tot zover citaat uit boek Broeder Adam)
Ik vind dit een heel, heel ander verhaal dan wat Ruttner/Louveaux schrijft. Maar dat is ook te verwachten omdat we met Ruttner en Broeder Adam twee tegenpolen aan het woord hebben. Het sterke van Broeder Adam vind ik altijd dat hij voorbeelden uit zijn eigen praktijk beschrijft (hij heeft het dus met zijn eigen ogen waargenomen), terwijl Ruttner het 'afdoet' met een beschrijving van een literatuurverwijzing.
(APENSTAART)piet!: Op jou stukjes kom ik later nog een keertje terug want het wordt mij anders veel te laat.
Groeten...................
Gerard Boswinkel
Willem bedankt voor je uitleg en bedankt ook uit welke bron deze figuur komt. Heb in de tussentijd dit boek even uit de kast gehaald en het betreffende stukje tekst even gelezen.
Willem, ook nog bedankt voor de Zwitserse link. Hoewel het een behoorlijk rapport is, heb ik niet alles gelezen maar wel de voor mij interessante stukken. Ik meende veel overeenkomsten te zien met een artikel dat eens in het Deutsches Bienen Journal heeft gestaan van Gerhard Liebig. Dat ging ook over de grootte van bijenvolken en de berekening van de gemiddelde levensduur van bijen.
Verder zag ik in het rapport nog een mooie overeenkomst met het onderzoek dat Lonne Gerritsen bij PPO bijen gedaan heeft. Zij onderzocht wanneer onder Nederlandse omstandigheden de winterbijen ontstaan. http://documents.plant.wur.nl/ppo/bijen/vroeglaat.pdf
Blijkbaar ontstaan de winterbijen in Nederland in dezelfde periode als in Zwitserland zoals de bovenste figuur op pagina 11 aangeeft(midden september tot begin october).
In het Zwitserse rapport zag ik wel verschillen met hetgeen Broeder Adam over de Apis melifera melifera schrijft. Naar mijn idee zou het kunnen zijn dat hier het selectiedoel van de Zwitserse meliferavereniging een invloed heeft (?).
Hennie, ik kan het toch niet laten om nog even op jou stukje te reageren. Allereerst even het volgende:
De laatste jaren heb ik Buckfastvolken waarvan ik vrijwel zeker ben, dat deze volken ook zonder ingrepen van de mens in onze natuurlijke habitat zullen kunnen overleven. Dit zijn de zogenaamde oude Buckfastlijnen waarvan je naamgenoot Hennie Kroese er ook een aantal in bezit heeft gehad. Ik kan mij ook best voorstellen dat imkers met carnicabijen zijn en die dit lezen ook eenzelfde mening zijn toegedaan.Zonder ingrepen van de mens bestaan deze bijen niet en overleven deze bijen niet. Ik heb het over natuurvolken die zelfredzaam zijn in haar natuurlijke habitat.
Iets eerder in je bijdrage haal jij hoofdstuk 5 van Ruttner's boek 'Naturgeschichte der Honigbiene' aan. In dat hoofdstuk haalt hij het onderzoek van Louvaux aan. Zoals al eerder geschreven heb ik het boek er ook bij gehaald en het stukje van Louvaux gelezen. De eind conclusie van Ruttner geef jij in jou stuk ook aan.
Dit onderzoek is niet het enige dat geschreven is over 'milieu-invloeden' en bijen. Ook Broeder Adam heeft er in het boek 'Breeding the Honeybee' over geschreven (ik maak er inderdaad geen geheim van wie mijn bijen-goeroe is!). Op pag. 12 van dat boek in het hoofdstuk 'Het leven van de bijen en aanpassing aan het milieu' schrijft hij o.a. het volgende:
'Door velen wordt aangenomen dat een bij die al een lange tijd in een bepaalde omgeving bestaan heeft en zich helemaal heeft aangepast aan de daar heersende condities zeker de geschikste bij voor die regio moet zijn. Het is inderdaad waar dat deze aangepaste bij in staat is om het meest slechte seizoen in die regio te overleven.
Vandaar dat, zoals de ervaring heeft geleerd, een ander ras bijen dat in die regio gebracht wordt, afkomstig uit een totaal verschillend milieu resultaten kan leveren die, gemiddeld, de resultaten van de lokale bij ver overtreffen.
Bijvoorbeeld de Cypriotische bij (Apis melifera cypria) is in staat om in Engeland veel beter te overwinteren dan de oude Engelse bij. Wij hebben nooit één volk Cypriotische bijen verloren als gevolg van het klimaat. Zelfs niet in de natste winters en het koudste voorjaar. En zelfs in zulke moeilijke omstandigheden als dan de tijd komt van de voorjaarsontwikkeling zijn deze Cypriotische bijen altijd koplopers. (tot zover citaat uit boek Broeder Adam)
Ik vind dit een heel, heel ander verhaal dan wat Ruttner/Louveaux schrijft. Maar dat is ook te verwachten omdat we met Ruttner en Broeder Adam twee tegenpolen aan het woord hebben. Het sterke van Broeder Adam vind ik altijd dat hij voorbeelden uit zijn eigen praktijk beschrijft (hij heeft het dus met zijn eigen ogen waargenomen), terwijl Ruttner het 'afdoet' met een beschrijving van een literatuurverwijzing.
(APENSTAART)piet!: Op jou stukjes kom ik later nog een keertje terug want het wordt mij anders veel te laat.
Groeten...................
Gerard Boswinkel
-
- Berichten: 2128
- Lid geworden op: za 18 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
- Contacteer:
Re: broedritme en omvang bijenvolk

5,3 x 5,3 = 28 cm2 = 100 cellen
Oppervlakte simplex-BKR = 19.8 x 34 = 673 cm2 : 28 = 24 x 100 = 2400 cellen aan een kant = 2400 : 6,73 = 356 cellen per dm2. Totaal 4800 cellen per raam = 2 x 6,73 dm2 = 13,5 dm2.
De vraag is nu:
Ga je bij 1 dm2 broed uit van een stuk raat, dat aan beide kanten is belegd (= 2 dm2 broed = 712 cellen) of slechts aan een kant (= 1 dm2 broed = 356 cellen)?
De grafiek van 'De Duurzame Bij' gaat, volgens mij, uit van 1 kant broed bij een totaal van 120 dm2, terwijl Ruttner, volgens mij, uitgaat van 2 kanten broed bij een totaal van 60 dm2. De piekhoogtes komen dan met elkaar overeen.
!Piet
-
- Berichten: 2128
- Lid geworden op: za 18 nov 2000, 00:00
- Locatie: Nederland
- Contacteer:
Re: broedritme en omvang bijenvolk

De jaarlijkse cyclus van het volk laat drie duidelijke periodes zien in de verhouding tussen broed en volwassen bijen.
Deze 'gemiddelden' grafiek verloopt uiteraard veel gladder dan in werkelijkheid het geval is, waarin we veel meer geringe schommelingen zouden zien in de leg-periode, vooral in het vroegste gedeelte van het seizoen.
In het onderste deel van de grafiek stijgt de lijn van de broedbevolking sneller dan die van de volwasen bijen, zodat de verhouding van broed tot volwasssen bij bijna 1 op 1 is.
Vervolgens zien we een vermeerdering van volwassen bijen door geboorte-overschot van jonge bijen, die na hun geboorte nog zo'n 35 dagen leven. Half mei heeft de moer haar hoogste tempo van eitjes leggen bereikt en zal de lijn niet verder oplopen. De verhouding broed tot volwassen bij zal dan dicht bij de 1 : 2 komen te liggen.
Vanaf deze tijd zullen steeds meer bijen uitvliegen. Door haar haalkracht en zwermdrift zal het broednest niet langer groeien. Omstreeks eind juni zal ze dan ook eerder afnemen in grootte.
Bron: Thieme's Bijenboek van Ted Hooper 1976
!Piet
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 2 gasten