Hennie Oes (eigenlijk Hennie Oude Essink) heeft op het forum verschillende
keren over belangrijke figuren uit de imkerij geschreven.
Deze 'kopstukken' zijn nu samengebracht, omdat de redactie deze
artikelen interessant genoeg vond om ze als onderdeel van bijenhouden.nl
op te nemen,
en men er op deze manier gemakkelijker toegang tot
kan vinden.
Kopstukken uit de imkerij; algemeen
Het midden van de 19e eeuw bracht een technische
vooruitgang die ingrijpend zou zijn in de mogelijkheden voor het
leven van het mensdom; de elektromotor begon aan zijn opmars en biedt
veel meer mogelijkheden dan de oude stoommachine; men legde kabels
en ging telegraferen naar Engeland en de Atlantische oceaan over.
In Londen werd de eerste metro aangelegd.
Op het gebied van de biologie kwam Mendel met zijn overervingswetten
en bracht het boek van Darwin over de oorsprong van de species (1859)
een ware revolutie teweeg.
De imkerij beleefde een eveneens zeer ingrijpende
omslag door de vondst van de bijenruimte in 1850:
- een aanzienlijke wijziging in de mogelijkheden van de imker;
- kasten namen de plaats in van korven, potten en boomstammen;
- de koninginneteelt kwam in een stroomversnelling;
- experimenten met rascombinaties sloopten de inheemse bij;
- het gezeul met bijen de hele wereld over zou nu pas goed beginnen.
Zonder de vinding van de bijenruimte zou imkeren
zoals wij dat nu gewend zijn niet mogelijk zijn geweest.
Het lijkt mij even nuttig als boeiend de ontwikkelingen
te volgen aan de hand van enige pioniers uit de imkerswereld.
Hoe kunnen wij iets begrijpen van de moderne imkerij als de ontwikkeling
van de honingjager van weleer naar de moderne imker, het hoe en waarom,
ons ontgaat.
Francois Huber, (1750-1832) werd blind toen hij 17 jr. was; hij
liet zijn knecht een kast bouwen in boekvorm; bladerend door de kast
vertelden zijn vrouw en zijn knecht hem nauwkeurig wat zij zagen
en zo werd zijn kennis over de bij ongekend uitgebreid.: hij ontdekte
de herkomst van de propolis; hij leerde overlarven; hij ontdekte
de bruidsvlucht van de jonge moer.
Wat niemand lukte in zijn tijd: de bladzijden van zijn kast plakten
niet aan elkaar; gevoelsmatig koos hij de goede afstand tussen de
ramen; toen Langstroth in 1850 de bijenruimte ontdekte, stonden kasten
van Huber in zijn stal; heeft Huber hem aan het idee geholpen?
Ter afsluiting van deze korte inleiding alvast enige naslagwerken
waarin historische gegevens na te zoeken zijn:
- Eva Crane, The archeology of Beekeeping; London 1983
- Fr. Ruttner, Naturgeschichte der Honigbienen; München
1992
- Morse e.a., Encyclopedia of beekeeping; Poole UK 1985
- Hüsing e.a., Lexikon der Bienenkunde; München 1987
- Goens/Maes; Geschiedenis van de Bijenteelt; Brugge 1985
Voor een aantal details in de kopstukkenreeks maakte ik gebruik van
de bibliotheek van het ontologisch instituut te Wageningen.
Hennie oes