In het plaatsje Vorden,  bij het kasteel de Wildenborgh, kon je oudtijds steevast Witte Wieven tegenkomen. (tekening Bertus Wieringa).

  In Montferland bracht ooit een boer uit Beek een stevig en langdurig bezoek aan een naburige kroeg en toen hij in het duister van de nacht huiswaarts keerde, ontwaarde hij een Wit Wief in een nevelige mistsliert. Hij wilde er meer van weten en vroeg haar ten dans. Dit had bij beter nagelaten!  Zij liet niet met zich spotten en danste met de arme kerel rond, drie dagen achtereen, tot hij zwetend en snakkend naar lucht ter aarde stortte en de geest gaf.
  Datzelfde Witte Wief uit Montferland was een boerenknecht veel gunstiger gezind: hij had moeizaam een berg hout gekloofd en zat moe en mistroostig terneer, treurend om zijn armzalig hongerbestaan. Troostend kwam zij naast hem zitten en aanhoorde zijn gerechtvaardigde klachten. Daarna stond zij op; stampte drie keer op de grond en verdween. De verbaasde knecht ging graven op die plek en vond een ijzeren kist met rijke schatten beladen. Witte Wieven belonen het goede en straffen het kwade.  
  In de  verhalen van onze verre voorvaderen zijn de “Witte Wieven” gedaantes in witte gewaden, die rondzweven in de mistflarden van de aankomende nacht. Zij spoken rond op duistere grafheuvels, in lugubere ruïnes van oude kastelen, in vochtige bossen en moerassen. In de Germaanse traditie werden zij “Elfjes” genoemd; “albae” in het Latijn: witte vrouwengestaltes.           
 De witte gewaden zijn een weerspiegeling van met wit stuifmeel bepoederde bijen. Bijen waren in de oude tijd enorm belangrijk en zij namen een bijzondere plaats in in het dagelijkse bestaan. In de mythologie zijn bijen goddelijke wezens, die met haar onsterfelijke honing (ambrozijn) levenskracht bieden aan goden en mensen.

Voor een uitgebreide versie van deze mythen, versierd met fraaie pentekeningen van Bertus Wieringa zie: Bijenhouden 2010/12 “Over witte wieven en goddelijke honingbijen”.
http://edepot.wur.nl/189701 (pg.4)

 

Van stapelkast naar bungalow: rugvriendelijk en modern.


Wolfgang Golz (1926 – 2007) geniet als Imkermeister grote bekendheid, vooral in Noord Duitsland waar hij zijn imkerij had in de omgeving van Bremen. Zijn horizontale kast is aldaar volop in gebruik, maar kreeg ook wereldwijd navolging.
Nadat hij zich aanvankelijk enthousiast had bezig gehouden met de teelt van Buckfast – bijen, kwam hij tot de conclusie, dat deze bij zich nooit zou kunnen aanpassen aan de eigen omgeving. Daarom legde hij zich toe op de teelt van een eigen landras, dat moest ontstaan door voort te telen uit de beste volken op de stand en door alleen met standbevruchte moeren te werken. Hij richtte de “Noord-Duitse  vereniging van basistelers” op; was er tot zijn dood voorzitter en erevoorzitter van en produceerde een lange lijst artikelen over wat hem bewoog.
In de vijftiger jaren van de vorige eeuw kreeg hij ernstige rugklachten,  mede door het tillen van de stapels broed- en honingbakken van zijn toen nog omvangrijke broedvolken.
Hij bouwde een horizontale kast, waarin broed- en honingkamers niet op elkaar, maar naast elkaar stonden, ruim genoeg om een flink volk te kunnen huisvesten: nooit  meer tillen!
Zijn kast is een nagenoeg vierkante kast van plm. 60 x 60 cm. (afb.2). Het moerrooster in het midden deelt de kast in 2 compartimenten; ieder compartiment heeft 17 ramen van het formaat Kuntsch hoch (25 x 33 cm. buitenmaat); zij zijn in koudbouw geplaatst. Aan de voorzijde bevindt zich het vlieggat en de ruimte voor moer en broed;  het 2e compartiment heeft ruimte voor 17 honingramen. De ramen laten een onderruimte van 3 cm. vrij, zodat de haalbijen er rechtstreeks, zonder zich door de broedruimte te moeten worstelen, toegang hebben. Met vulblokken zijn de ruimtes te verkleinen.  In de nazomer, als de honingramen zijn afgenomen,  kan de imker er een jerrycan voer plaatsen en daarna het moerrooster afsluiten met een plank als isolatie voor het wintervolk. In de Golz-kast is voorin een ruimte vrijgelaten voor noodvoeding van het broedvolk (afb. 3 en 4).
Aan de bovenzijde is ieder compartiment afgesloten met een eigen glazen plaat, zodat de imker, als hij in één compartiment werkt, het andere niet verstoort. Over het geheel ligt een dikke isolatieplaat en een afsluitende plank (afb.3), daarop het dak. Golz bouwde 2 of 3 kasten aaneen en gaf ze één dak,  dat met scharnieren kon worden opgeklapt (afb.4).
Inmiddels kent de kast veel varianten. De eerste is die van John Ewald Bremer. Hij zet de ramen parallel aan het vlieggat in warmbouw  (de Bremer–kast); meer moerroosters kunnen nu door de ruimte bewegen en deze vergroten of verkleinen. Ikzelf bouwde een Golz-kast voor 10 combiramen (afb.1); werkte geweldig maar de honingramen pasten niet in mijn slinger: einde verhaal.
In de moderne tijd van afleggers en KI moeren zijn er velerlei Golz- Bremer- kasten in gebruik, die op allerlei manieren zijn in te delen. Voordeel: imkeren zonder tillen en met een minimum aan verstoringen van het bijenvolk. Zelfs het pletten van bijen hoort tot het verleden.
bekijk modellen van de Golz-kast  b.v. op  http://www.lonnemann-geraetebau.de/golz.html
informatie (Duits) over de veelgeprezen Bremer-kast: http://www.peter-adams.de/Bremer/index.html

Honingbijen kunnen veel meer dan bestuiven of honing maken. De nijvere beestjes zijn prima te gebruiken als milieu-monitor.

Dat bewijst bijenonderzoeker Sjef van der Steen. Van Plant Research International, onderdeel van Wageningen UR. Hij gebruikte bijenvolken om de concentratie van metalen te meten in Maastricht, Buggenum en Hoek van Holland. De beestjes blijken prima verklikkers te zijn.

Lees verder...


bron: Resource, Wageningen UR

Een bijzondere inheemse bij op het eiland Sicilië.

bijenstal op Sicilië

Op Sicilië is de Zwarte-bij, die zich in oeroude tijden over N.- en W. Europa verspreidde, inheems. Toen na de laatste ijstijd het land door het stijgende zeewater werd omspoeld, raakte deze tak van de apis mellifera mellifera op het eiland geïsoleerd en door de aanpassing aan de Siciliaanse omgeving kreeg zij een geheel eigen karakter met unieke eigenschappen. Men noemt haar de Nera Siciliana, de Zwarte Siciliaan; officieel het zij Apis mellifera siciliana .
De Siciliana is bijzonder vitaal en zeer zachtaardig; zij verdraagt hoge temperaturen tot zelfs boven de 40 gr. Zij heeft twee broedpieken, in het vroege voorjaar en in het najaar. Er wordt volop gezwermd met meerdere jonge moeren per zwerm, die overleven tot één van hen van een geslaagde bruidsvlucht huiswaarts keerde. De oude moer blijft doorgaans in het oude volk tot ook daar een bevruchte jonge moer het nest overneemt (geen voorzwerm dus).
Sinds de 70er jaren van de vorige eeuw werd de Zwarte Siciliaan overwoekerd door moeren en zwermen van het vasteland, Ligustica – Carnica – Caucasica -Buckfast. Imkerijen, vooral in het meer vlakke oostelijk deel van het eiland, importeerden deze rassen vanwege de hogere honingproductie. De hybridisatie verdreef de Siciliaan en leverde een toename van de agressiviteit op, een verminderde aanpassing aan de omgeving en een grotere vervuiling van de raat, waardoor gevoeligheid voor kwalen toenam. Sinds haar intrede in de 80er jaren richten Varroa en daarna de verdwijnziekte aanzienlijke schade aan .
In het N. W. deel van het eiland bleef de Zwarte bij nog dominant aanwezig. Door haar vitaliteit en het verdragen van hoge temperaturen is de oude inheemse bij beter tegen allerlei kwalen bestand; tegen de Varroa heeft zij een natuurlijke weerstand mede door de hoge temperatuur van het broednest; verdwijnziekte komt bij haar niet voor. Geen wonder, dat imkers naar deze bij terug verlangen.
Wetenschappers, autoriteiten en imkerverenigingen hebben zich aaneengesloten voor een groots project tot behoud en herintroductie van de Zwarte Siciliaan. Er werd een “vereniging tot behoud van..” opgericht. Op een grote conferentie, gehouden op 19 januari j.l., sloten 150 imkers van over hele eiland zich aan. De overheid betaalt de kosten van materialen (kasten e.d.) en voorlichting; de deelnemende imkers hebben zich verplicht zich te houden aan specifieke regels betreffende de teelt. Het project duurt 3 jaren en moet aantonen, dat de geringere honingproductiviteit van de inheemse Siciliaanse bij ruim wordt gecompenseerd door de verminderde noodzaak tegen allerlei destructieve ziektes op te treden.

 

Wageningen University Research center (WUR) gaat toch onderzoek doen naar de rol van pesticiden bij de bijensterfte. Het ministerie van Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) stelt extra geld beschikbaar.

Het onderzoek zal worden gecoördineerd door de Wageningse onderzoeker Tjeerd Blacquière. De Utrechtse onderzoeker Jeroen van der Sluijs, die een sterke relatie vermoedt tussen pesticiden en bijensterfte, zit in de begeleidingscommissie.

Lees verder op Zembla

bron: Zembla